Structureer je antwoorden door de nummers van de opgave toe te voegen.
Schrijf volzinnen (hoofdletters en leestekens).
Laat je antwoorden controleren door de leerkracht bij elk nieuw deel.
pg.191
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Doordringen tot de tekst
Werk in duo's.
Structureer je antwoorden door de nummers van de opgave toe te voegen.
Schrijf volzinnen (hoofdletters en leestekens).
Laat je antwoorden controleren door de leerkracht bij elk nieuw deel.
pg.191
Slide 1 - Tekstslide
pg.191
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Personages
De protagonist is het belangrijkste, meest uitgewerkte personage van een verhaal. Van dit personage kennen we de gedachtes en gevoelens.
De antagonist werkt de protagonist tegen en maakt het de protagonist moeilijk.
Nevenpersonages zijn personages met een kleinere rol die je minder goed leert kennen in het verhaal.
Slide 4 - Tekstslide
protagonist
antagonist
nevenpersonage
Patrick
ik-figuur
Rita
Slide 5 - Sleepvraag
Welke drie ruimtes komen voor in het verhaal?
Slide 6 - Open vraag
pg.191
Slide 7 - Tekstslide
vertelperspectief
De protagonist is het belangrijkste, meest uitgewerkte personage van een verhaal. Van dit personage kennen we de gedachtes en gevoelens.
De antagonist werkt de protagonist tegen en maakt het de protagonist moeilijk.
Nevenpersonages zijn personages met een kleinere rol die je minder goed leert kennen in het verhaal.
pg.191
Slide 8 - Tekstslide
vertelperspectief
De protagonist is het belangrijkste, meest uitgewerkte personage van een verhaal. Van dit personage kennen we de gedachtes en gevoelens.
De antagonist werkt de protagonist tegen en maakt het de protagonist moeilijk.
Nevenpersonages zijn personages met een kleinere rol die je minder goed leert kennen in het verhaal.
pg.191
Slide 9 - Tekstslide
pg.191
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat zou er anders zijn als het hele verhaal vanuit hetzelfde standpunt is geschreven?
Slide 12 - Open vraag
Het einde
In een gesloten einde worden alle mysteries opgelost. De acties van de personages hebben een resultaat en er zijn geen (belangrijke) onbeantwoorde vragen.
In een open einde blijven vragen onbeantwoord en problemen onopgelost. De lezer wordt aan het denken gezet.
Slide 13 - Tekstslide
Het verhaal heeft een
A
gesloten einde
B
open einde
Slide 14 - Quizvraag
spanning
De protagonist is het belangrijkste, meest uitgewerkte personage van een verhaal. Van dit personage kennen we de gedachtes en gevoelens.
De antagonist werkt de protagonist tegen en maakt het de protagonist moeilijk.
Nevenpersonages zijn personages met een kleinere rol die je minder goed leert kennen in het verhaal.