Burgerlijke cultuur theater

Theater
check PP6 
Burgerlijke cultuur
NL 17e eeuw
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Kunst AlgemeenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Theater
check PP6 
Burgerlijke cultuur
NL 17e eeuw

Slide 1 - Tekstslide

Welke club was de voorloper van het theater in de 17e eeuw?

Slide 2 - Open vraag

Wat deden de rederijkers?

Slide 3 - Open vraag

De rederijkers hielden zich bezig met
-retorica (=welsprekendheid) oefenen,
- toneel spelen,   -  schrijven 
- festiviteiten voor belangrijke gasten organiseren 
             (toneelspel en tableaux vivants),
maar ook drinken – bijnaam: ”kannenkijkers”


Slide 4 - Tekstslide

Van wat de rederijkers schreven is niet veel bewaard. Hoe komt dat?

Slide 5 - Open vraag

Van werk van de rederijkers is niet veel 
bewaard, omdat het meeste van matige kwaliteit was.
Behalve stukken van P.C. Hooft, Joost van den Vondel, Jan Vos en Bredero

Slide 6 - Tekstslide

1. Waarom hielden veel Hollanders niet van toneel? 2. Waarom werd het toch gedoogd?

Slide 7 - Open vraag

1. Calvinisten hielden niet van toneel
omdat een acteur 'bedriegt': doet alsof hij iemand anders is.

2. Theater werd toch gedoogd omdat de opbrengsten naar de weeshuizen gingen.

Slide 8 - Tekstslide

Waar komt de term schouwburg vandaan?

Slide 9 - Open vraag

Schouwburg
schouwen = kijken
burg = gebouw
Eerste schouwburg opgericht in Amsterdam in 1638

Slide 10 - Tekstslide

Op welke gebouwen was de eerste schouwburg geïnspireerd?

Slide 11 - Open vraag

Antiek theater
Romeinse theaters waren halve cirkels. De eerste schouwburg was iets meer dan een halve cirkel, vergelijk the Globe in Londen

Slide 12 - Tekstslide

In de 17e eeuwse tragedies worden de theaterprincipes van Aristoteles gehanteerd.
Welke zijn dat?

Slide 13 - Open vraag

Principes van Aristoteles:
Eenheid van tijd - binnen 24 uur
Eenheid van plaats - één locatie
Eenheid van handeling - één verhaallijn 

Slide 14 - Tekstslide

Opbouw theaterstuk
volgens Aristoteles

Slide 15 - Open vraag

Aritotelische opbouw
Expositie = introductie protagonist (held) en  antagonist                                                                            (tegenstander)
agnitio = bewustwording vh conflict
peripeteia = beslissende wending, start ontknoping catharsis
  = oplossing conflict

Slide 16 - Tekstslide

Hoe werd in het 17e eeuws theater vaak de ontknoping vormgegeven?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Deus ex machina

Slide 19 - Tekstslide

welke overeenkomst tussen theater en genreschilderkunst klopt niet?
Beide ....
A
dienen om met kennis te pronken
B
bevatten vaak een morele boodschap
C
gaan over het dagelijks leven
D
dienen tot lering en vermaak

Slide 20 - Quizvraag

Waarom volgt na de tragedie altijd een komedie?

Slide 21 - Open vraag

Na tragedie een komedie
Voor "herstel": In de zeventiende eeuw diende vermaak als medicijn, omdat het emotionele evenwicht van de kijker, die in onbalans was gebracht na het zien van een tragedie, kon worden hersteld met een komedie/klucht. 

Slide 22 - Tekstslide

Waarom bewerkten 17e eeuwse auteurs antieke teksten ?

Slide 23 - Open vraag

redenen om een antieke tekst te bewerken
- zijn gedegen opleiding (over de Klassieke Oudheid) te etaleren 
             (waarmee zijn status bij het elitepubliek werd verhoogd). 
- een vorm van waardering / respect voor het oorspronkelijke werk te
              tonen.
- verzekerd te zijn van een bestaand (sterk/goed) plot dat de schrijver 
              kon navolgen.
-de oorspronkelijke tekst te overtreffen
          (om op die manier de wedijver met andere schrijvers te winnen)

Slide 24 - Tekstslide