H8.3 Eenheden van tijd

    Welkom
Zoek in boek  blz. 125 op
Schrift op tafel, etui erbij, geodriehoek, teken vast een kantlijn
Start je laptop op en surf naar: lessonup.app
DEZE LES:
§8.3 Eenheden van tijd
Maak opd. 42

timer
10:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3,4Studiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

    Welkom
Zoek in boek  blz. 125 op
Schrift op tafel, etui erbij, geodriehoek, teken vast een kantlijn
Start je laptop op en surf naar: lessonup.app
DEZE LES:
§8.3 Eenheden van tijd
Maak opd. 42

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

    Welkom
Zoek in boek  blz. 233  op
Schrift op tafel, etui erbij, geodriehoek, teken vast een kantlijn
Laat je laptop in je tas
DEZE LES:
§5.2 & §5.3 berekeningen met Tangens
Neem blz. 233 voor je.
Maak opd. 16 , lees de theorie en maak opd 17 + 18
timer
9:00

Slide 2 - Tekstslide

uitleg 
          Lesprogramma
nakijken 
- §8.2 opd 36 t/m 41
- Ik weet dat niet alles in een tientallig stelsel wordt geteld
- Ik ken de dagen van de week, maanden van het jaar enz.
aan de slag 
- Maak een duidelijke aantekening die je straks kunt leren
- Tijd berekenen we in stappen van 60, 7, 24 of 365
- Schrijf altijd je hele berekening op
huiswerk
voorkennis 
- Ik kan grote getallen opschrijven in woorden en in cijfers.
- Ik weet wat machten zijn
§8.3 af volgens afspraak.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

        Nakijken
Kijk je werk na, verbeter fouten, zet een krul bij opdracht die je goed gedaan hebt.
Overschrijven heeft geen zin.
§8.2 Wetenschappelijke notatie en grote getallen

Slide 5 - Tekstslide


Voorkennis 
Welke getallen staan op volgorde van klein naar groot?
A
1 - 1,02 - 1,21 - 1,172
B
1 - 1,172 - 1,21 - 1,02
C
1,02 - 1 - 1,21 - 1,172
D
1 - 1,02 - 1,172 - 1,21

Slide 6 - Quizvraag


Voorkennis 
Schrijf alleen in cijfers:
vijftigduizend
A
500
B
5000
C
500 000
D
50 000

Slide 7 - Quizvraag


Voorkennis 
Typ je antwoord in.  Schrijf het getal in woorden.
33 210

Slide 8 - Open vraag


Haal het getal uit de wetenschappelijke notatie, schrijf volledig uit:

6,538×105
A
6,53800
B
653 800
C
653 800 000
D
6,53800000

Slide 9 - Quizvraag


Voorkennis 
Schrijf alleen in cijfers:
zevenenveertigduizendhonderdelf
A
47 011
B
4 711
C
470 111
D
47 111

Slide 10 - Quizvraag


Voorkennis 
Typ je antwoord in.  Schrijf het getal in woorden.
51 600 577

Slide 11 - Open vraag


Schrijf wetenschappelijk, rond af op 2 decimalen.
3 691 000 012
A
3,69×109
B
36,91×109
C
3,70×109
D
3,69×107

Slide 12 - Quizvraag

Wat leer je deze les?

Ik ken verschillende eenheden van tijd

Ik kan een gegeven tijd noteren als decimaal getal of als uren en minuten



        leerdoelen
Berg je laptop op in je tas

Slide 13 - Tekstslide

Bespreek in 2-tallen
in 2-tallen
Bespreek onderstaande vragen in tweetallen, noteer daarna een antwoord op de vraag. Noteer ook de berekening die je hebt gebruikt.

  • “Hoeveel minuten zitten er in een uur?”

  • “Hoeveel seconden in een minuut?”

  • “Hoeveel uur zitten er in een dag?”

Slide 14 - Tekstslide

Eenheden van tijd
uitleg 
Je bent gewend om te werken met stapjes van 10
als je iets omrekent;

Maar bij tijd is dat niet! 
Daar gaat het per 60,  24,   7 of   52. 






   Neem het schema hierboven over in je schrift

Slide 15 - Tekstslide

millennium
=
1000 jaren
1 eeuw
=
100 jaren
1 jaar 
=
12 maanden
4 kwartalen
52 weken
365 dagen
1 kwartaal
=
3 maanden
13 weken
1 week
=
7 dagen
1 dag 
=
24 uren
1 uur 
=
60 minuten
1 minuut
=
60 seconden
Werken we met tijd, dan gaan we er vanuit dat je de volgende informatie kent:

Neem de hele rij hiernaast over. 
Oefen vooral met het toepassen van deze informatie.
Standaard maten
aantekening

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Tijdseenheden omrekenen
3,75 uur = 3 uur en 75 minuten.
Dit klopt NIET!
Even narekenen:
  • 3,75 uur = 3 uur en 75 min, maar 75 min = 1 uur en 15 min
  • 3, 75 uur = 3 uur + 1 uur en 15 min = 4 uur en 15 minuten 
  • Dit klopt NIET. Maar hoe moet het dan wel?
3,75 uur  =  3 uur en 75 minuten.
Klopt dit? Laat dat zien met een berekening.
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Tijdseenheden omrekenen
3,75 uur = 3 uur en 75 minuten.
Dit klopt NIET!
Even narekenen:
  • 3,75 uur = 3 uur en 75 min, maar 75 min = 1 uur en 15 min
  • 3, 75 uur = 3 uur + 1 uur en 15 min = 4 uur en 15 minuten 
  • Dit klopt NIET. Maar hoe moet het dan wel?
Hoeveel dagen, uren en minuten is  27,4 uur?
Laat dat zien met een berekening.
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Tijdseenheden omrekenen
3,75 uur = 3 uur en 75 minuten.
Dit klopt NIET!
Even narekenen:
  • 3,75 uur = 3 uur en 75 min, maar 75 min = 1 uur en 15 min
  • 3, 75 uur = 3 uur + 1 uur en 15 min = 4 uur en 15 minuten 
  • Dit klopt NIET. Maar hoe moet het dan wel?
Hoeveel uur passen er in een week?
Laat dat zien met een berekening.
timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide

eenheden van tijd.
Oefenen    
Klaar?
Maak opd. 74, 75 en 76 op blz. 140
Maak opd. 46 t/m 51 op blz. 127/128

Werk 5 minuten zelfstandig,
daarna mag je zachtjes overleggen
timer
4:00

Slide 21 - Tekstslide

        Nakijken
Kijk je werk na, verbeter fouten, zet een krul bij opdracht die je goed gedaan hebt.
Overschrijven heeft geen zin.
§8.3 Eenheden van tijd.

Slide 22 - Tekstslide

werk door tot de bel 
Huiswerk 
Werk fluisterend binnen je tafelrij

Werk netjes met potlood en geodriehoek en gebruik je rekenmachine! 
Huiswerk: 
Mk: Voorkennis. 46 t/m 51 + opd 74, 75 en 76 op blz 140

Slide 23 - Tekstslide

werken aan opdrachten
Zelfst. werk  
Werk aan opd. 25 op blz 122


Werk zelfstandig, dus zonder overleg



timer
2:30
Klaar? 
Lees theorie D blz. 133/135

Slide 24 - Tekstslide