HS1, grammatica, hv2o, 16-09-2020

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
14.20 - 14.30 - Lezen in leesboek
14.30 - 14.35 - Wat weet je nog?
14.35 - 14.55 - Huiswerk bespreken
14.55 - 15.05 - Aan de slag met woordsoorten!
15.05 - 15.20 - PAUZE










Slide 2 - Tekstslide

Lezen in leesboek
10 minuten in stilte lezen in je eigen gekozen leesboek

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Waar hebben we het de vorige les over gehad? 

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 5, 6, 7 en 9. (blz. 21 en 22)  




HUH --> BVB is geen zinsdeel maar deel van een ander zinsdeel. 

Slide 5 - Tekstslide

De woordsoorten die je tot nu toe kent zijn:
  1. lw --> de, het, een
  2. znw --> mensen, dieren, dingen of planten
  3. bnw --> zegt iets over znw (mooie, fantastische)
  4. vz --> gebruik de kast, (in, op, voor, achter, binnen, naast etc)
  5. zww --> belangrijkste ww in de zin
  6. hww --> ww in de zin dat je kan weglaten
  7. pers. vnw --> verwijst naar een persoon (hij, ik, jij, wij etc)

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 10 (blz. 22 en 23) 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Lees de theorie op blz. 24 en maak opdracht 13. 

timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

PAUZE

Slide 8 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
14.20 - 14.30 - Lezen in leesboek
14.30 - 14.35 - Wat weet je nog?
14.35 - 14.55 - Huiswerk bespreken
14.55 - 15.05 - Aan de slag met woordsoorten!
15.05 - 15.20 - PAUZE
15.20 - 15.30 - Lezen in leesboek
15.30 - 15.40 - Uitleg woordsoorten
15.40 - 15.50 - Even oefenen
15.50 - 16.10 - Zelf aan de slag!










Slide 9 - Tekstslide

Lezen in leesboek
10 minuten in stilte lezen in je eigen gekozen leesboek

Slide 10 - Tekstslide

De woordsoorten die je tot nu toe kent zijn:
  1. lw --> de, het, een
  2. znw --> mensen, dieren, dingen of planten
  3. bnw --> zegt iets over znw (mooie, fantastische)
  4. vz --> gebruik de kast, (in, op, voor, achter, binnen, naast etc)
  5. zww --> belangrijkste ww in de zin
  6. hww --> ww in de zin dat je kan weglaten
  7. pers. vnw --> verwijst naar een persoon (hij, ik, jij, wij etc)

Slide 11 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten

Slide 12 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten


Wederkerig voornaamwoord
 is elkaar

Slide 13 - Tekstslide

Wederkerende voornaamwoorden

Wederkerende voornaamwoorden komen altijd voor met een wederkerend werkwoord

Voorbeelden van zulke werkwoorden zijn: schamen en vergissen.
Ik vergis me, ik schaam me


LET OP: Irriteren en beseffen zijn geen wederkerende werkwoorden. Ik irriteer me en ik besef me is onjuist!

Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen
Schrijf alle persoonlijke, bezittelijke, wederkerende en wederkerige  voornaamwoorden op. Schrijf er ook achter welk voornaamwoord het is. 

1. Ik erger me aan die vreselijke stem van haar. 
2. Hij heeft ervoor gezorgd dat zij elkaar weer vaker zien.
3. De man verslikte zich in een slok koffie.
4. Hij heeft ons verslag nog niet doorgelezen.
5. Mijn docent geeft ons veel vaker onverwachte toetsen dan die van jullie. 
timer
7:00

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 10, 13, 14 (blz. 22 t/m 25)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Maak opdracht 16. 

timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Welke zinsdelen van grammatica kennen we tot nu toe?
  • PV : ww in de zin dat verandert als je de zin in een andere tijd zet
  • WWG : alle werkwoorden in een zin
  • OW : wie/wat + gezegde?
  • LV : wie/wat + gezegde + ow?
  • MV: aan wie/ voor wie + wwg + ow + lv?
  • BWB: Geeft aan waarom/wanneer/waar. etc iets gebeurt. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling?


Een bijvoeglijke bepaling maakt deel uit van een zinsdeel, het hoort bij een zelfstandig naamwoord.

Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel. Je kan het in de zin verplaatsen. 

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg grammatica
Bijvoeglijke bepaling (BVB) - is geen zinsdeel maar een deel van een ander zinsdeel: De bijvoeglijke bepaling noemt een bijzonderheid, kenmerk of een eigenschap van een zelfstandig naamwoord (zn). Kan voor of achter een zn staan. Als de bvb achter het zn staat, begint het met een voorzetsel. (Het zijn meetsal bijvoegelijke naamworden of bezittelijke voornaamwoorden en woordgroepen die beginnen met van) 

De hele zaal was ontroerd door de prachtige uitvoering.
Mijn tante zorgt voor de kat van de buren.

Slide 19 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Noteer: wwg, ow, lv, mw, bwb en bvb. 

1. De luie kat heeft de hele dag op een rode stoel gezeten. 
2. 
2. De eigenaren van de webwinkel verkopen aan hun klanten graag een extra artikel.
3. Victoria stond tijdens haar spreekbeurt voor het beeldscherm. 
4. Vrienden en familie geven Sybren allerlei handige tips.
5. Gister heb ik voor mijn zus de National Geographic gekocht. 

Klaar? --> Maak opdracht 1 op blz. 19 

Slide 20 - Tekstslide

Welke zinsdelen van grammatica kennen we tot nu toe?
  • PV : ww in de zin dat verandert als je de zin in een andere tijd zet
  • WWG : alle werkwoorden in een zin
  • OW : wie/wat + gezegde?
  • LV : wie/wat + gezegde + ow?
  • MV: aan wie/ voor wie + wwg + ow + lv?
  • BWB: Geeft aan waarom/wanneer/waar. etc iets gebeurt. 

Slide 21 - Tekstslide

Samenstellingen en afleidingen

Een samenstelling --> door twee bestaande woorden samen te voegen
( room + ijs --> roomijs, lange + termijn + planning --> langetermijnplanning)

Een afleiding --> maak je door een voor- of achtervoegsel aan een grondwoord toe te voegen. (beleefd + heid --> beleefdheid, her + ontdekken --> herontdekken)



Slide 22 - Tekstslide

Lesafsluiting


Huiswerk voor donderdag 27-08: opdracht 6, 8 (blz. 34 en 35) + opdracht 1 (blz. 84)

Slide 23 - Tekstslide

Homoniem en homofoon
Homoniem --> een woord dat meerdere betekenissen heeft.
Bank (meubel om op te zitten) Bank (instelling die geld opslaat)

Homofoon --> twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders geschreven worden
Pijl (langwerpig puntig voorwerp) Peil (Maatstaf)

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht homofonen
Op het formulier dat jullie krijgen is het de bedoeling dat je het juiste woord in de zin invult. Je noteert de antwoorden in je schrift. 
Als titel gebruik je: Opdracht homofonen. 

Klaar? Maak opdracht 3 (blz. 34) + opdracht 4 (blz. 35)
Dit wordt het huiswerk namelijk ;) 
timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht bespreken
Opdracht homofonen

Schrijf mee



Slide 26 - Tekstslide