Thema 4 - les 4

Thema 4
Eten en drinken - dag 4
Ik leer Nederlandse ...
  • woorden
  • zinnen

Ik: 
  • kijk en lees
  • luister en spreek
  • schrijf op

Ik kan:
  • luisteren, spreken, lezen en schrijven
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
ISKMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 4
Eten en drinken - dag 4
Ik leer Nederlandse ...
  • woorden
  • zinnen

Ik: 
  • kijk en lees
  • luister en spreek
  • schrijf op

Ik kan:
  • luisteren, spreken, lezen en schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Tip: zet devices tijdens de les uit.
Herhaling woorden dag 3
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Klassikaal woorden leren met Quizlet:
Via het onderdeel 'Leren' worden de woorden van gisteren klassikaal herhaald. Tip: zet bij de instellingen de optie schrijven uit, dan komen er alleen flitskaarten en meerkeuzevragen.

Lln. hebben hiervoor geen laptop nodig.
Het woordenschrift
  • Je leert 16 woorden (beter) kennen.

  • Je gaat in het woordenschrift schrijven.

  • Schrijft de vertaling erbij als dat kan.

  • Schrijf een korte zin als dat kan.
herhaling / (t)huiswerkopdracht: Typ het woord.
Tik op de hotspot en toon de schrijfwijze van het woord.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Enkelvoud (1): het mes
  • Meervoud (2+): de messen






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 4 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de vork
  • Meervoud (2+): de vorken






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 5 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de lepel
  • Meervoud (2+): de lepels






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 6 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de mandarijn
  • Meervoud (2+): de mandarijnen






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 7 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de kiwi
  • Meervoud (2+): de kiwi's






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 8 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de maïs
  • Meervoud (2+): 






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 9 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de linze
  • Meervoud (2+): de linzen






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 10 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de dorst
  • Meervoud (2+): 






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 11 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de honger
  • Meervoud (2+): 






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 12 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de frisdrank
  • Meervoud (2+): de frisdranken






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 13 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de cola
  • Meervoud (2+): de cola's






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 14 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): het ei
  • Meervoud (2+): de eieren






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 15 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): het snoep
  • Meervoud (2+):






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 16 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de kauwgom
  • Meervoud (2+): de kauwgoms






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 17 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): het koekje
  • Meervoud (2+): de koekjes






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 18 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de yoghurt
  • Meervoud (2+): de yoghurts






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 19 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): het bord
  • Meervoud (2+): de borden






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 20 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): het glas
  • Meervoud (2+): de glazen






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 21 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
  • Enkelvoud (1): de beker
  • Meervoud (2+): de bekers






Beluister het woord.
(t)huiswerkopdracht: 
Typ het woord.

Slide 22 - Woordweb

Schuif bij eerste aanbod het schrift naar beneden, laat het enkelvoud zien en overschrijven. Vertel vervolgens het meervoud, dat hoeft niet te worden opgeschreven. Je kunt er eventueel wel een contextrijke zin met meervoud mee maken en die laten opschrijven.
Samengevat, de woorden van dag 4 zijn:
Enkelvoud (1):
de mandarijn
de kiwi
de maïs
de linze
de dorst
de honger
de frisdrank
de cola
het ei
het snoepje
de kauwgom
het koekje
de yoghurt
het bord
het glas
de beker
Meervoud (2+):
de mandarijnen
de kiwi's 

de linzen


de frisdranken
de cola's
het eieren
het snoepjes
de kauwgoms
het koekjes
de yoghurts
het borden
het glaze
de bekers

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Maak de oefeningen in het werkboekje.
  2. Zelfcontrole, is het goed geschreven?







  • Klaar? Lees in het leesboekje.
Aan het werk met de woorden
timer
30:00
Thema 4
dag 4

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met woorden aan het werk (2)
... de rest van de zin.
3
... doet wat?
2
... Wie?
1
Werkvorm(en):
voorzetsels:
TPR - Uitbeelden
- Wat doe ik? Wat doe jij?
- Wie ben ik? Wat ben ik? Waar ben ik? 

Korte zinnen maken (spreekoefening)
Maak met elk woord een korte zin met de zelfstandige naamwoorden van deze week. 



Probeer zoveel mogelijk verschillende zinnen te maken met elkaar. Opschrijven hoeft niet.
Als (vrijwillig) huiswerk opschrijven mag wel.
BZVNW
ik - mijn
hij - zijn
zij - haar
wij - ons/onze
jullie - jullie
zij - hun
met
naar
VNW
1
WW
2
VZ + ZNW
3
schenken
schillen
roeren
vinden
hebben
zijn
doen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

woordweb
Opdracht: Typ minimaal 20 woorden die je in thema 3 hebt geleerd.
  • Stuur elk woord apart in.
  • Probeer het zoveel mogelijk uit je hoofd te doen.
timer
5:00

Slide 27 - Woordweb

Zet de devices aan en laat leerlingen de woorden naar het bord sturen. Lukt dat zonder te spieken?

Ik heb woorden geleerd.

Slide 28 - Poll

Deze slide heeft geen instructies


Hoe leuk was de les vandaag?

Slide 29 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Klik tijdens de les bij deze dia op Escape, stop de LessonUp
Klik vervolgens in de bewerker op Deel met leerlingen en deel de les uit aan de klas. Laat leerlingen vervolgens met hun schoolmail inloggen bij www.lessonup.app om de DigLin+ oefeningen te kunnen maken vanuit de geselecteerde links, zoals beschreven op de DigLin+ slide.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Ga naar www.nt2school.nl en log in bij DigLin+.
  2. Kom terug naar LessonUp.
  3. Klik op onderstaande links om te oefenen.
Lezen

  1. Lezen Junior
  2. Kies een tekst.
  3. Lees en luister.
  4. Maak oefeningen.
  5. Vul het evaluatieblad in.

ei - ee - i - e

Slide 31 - Tekstslide

Oren in de knoop: ou - ui
174 - Klanken in zinnen
166 - Hoeveel lettergrepen heeft elk woord?