Passé Composé regelmatige werkwoorden op -er klas 2HV
Onderwerp
Unité 7 En Ligne
Grammaire:
Le passé composé
(De voltooide tijd v.t.t.)
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2
In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Onderwerp
Unité 7 En Ligne
Grammaire:
Le passé composé
(De voltooide tijd v.t.t.)
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt in het Frans van de groep regelmatige werkwoorden op -er en van de onregelmatige werkwoorden die je geleerd hebt.
Slide 2 - Tekstslide
Voltooide tijd =
Passé Composé
Ik heb gedanst = J'ai dansé
Slide 3 - Tekstslide
Passé composé bestaat uit:
1. een hulpwerkwoord AVOIR (hebben)
2. een voltooid deelwoord
Slide 4 - Tekstslide
1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Geef het rijtje van AVOIR in de tegenwoordige tijd weer.
timer
1:00
Slide 5 - Open vraag
2. Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "
J'ai parlé (parler = praten)= Ikheb gepraat
On a chanté (chanter = zingen)= Wehebben gezongen
Slide 6 - Tekstslide
N'oublie pas:
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!!
Pas op! Hou altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar! (net als in het Engels)
Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'aimangé un hamburger.
Slide 7 - Tekstslide
Samenvatting:
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
Het hulpwerkwoord is een vorm van AVOIR
DAN komt er een voltooid deelwoord!!!!
Nous avons joué.
Wij hebben gespeeld.
Slide 8 - Tekstslide
Regardez bien!!!
Slide 9 - Tekstslide
Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.
Slide 10 - Quizvraag
Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Video
De hond heeft gedanst
A
Le chien a danse
B
Le chien ont dansé
C
Le chien dansé
D
Le chien a dansé
Slide 13 - Quizvraag
Vertaal: Vous avez dansé
Slide 14 - Open vraag
Ik heb in Groningen gewoond.
A
J'ai habite à Groningue.
B
J'ai habité à Groningue.
C
Je suis habité à Groningue.
D
Je suis habite à Groningue.
Slide 15 - Quizvraag
Tu .... ...........(aimer)(passé composé)
A
es aimé
B
as aimé
C
aimé
D
aimes
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord être?
A
été
B
eu
C
etré
D
étéré
Slide 17 - Quizvraag
En nu de onregelmatige werkwoorden
Slide 18 - Tekstslide
Welke zin is goed?
A
J'ai été en vacances
B
Je suis été en vacances
Slide 19 - Quizvraag
Vertaal: Ik heb genomen
Slide 20 - Open vraag
Vertaal: Wij hebben gewild
Slide 21 - Open vraag
Vertaal: Zij hebben gehad
Slide 22 - Open vraag
Vertaal: Jullie hebben gemaakt
Slide 23 - Open vraag
Vertaal: Zij is geweest
Slide 24 - Open vraag
doen/maken = faire
Présent
je fais
tu fais
il/elle/on fait
nous faisons
vous faites
ils/elles font
IL FAIT beau.
doen/maken = faire
Passé composé
j'ai fait
tu as fait
il/elle/on a fait
nous avons fait
vous avez fait
ils/elles ont fait
IL A FAIT chaud.
Slide 25 - Tekstslide
nemen= prendre
Présent
je prends
tu prends
il/elle/on prend
nous prenons
vous prenez
ils/elles prennent
IL PREND le vélo
begrijpen = comprendre
Passé composé
j'ai compris
tu as compris
il/elle/on a compris
nous avons compris
vous avez compris
ils/elles ont compris
IL A COMPRIS la leçon
Slide 26 - Tekstslide
Waaruit bestaat de Passé Composé?
timer
0:30
Slide 27 - Open vraag
Kortom:
- Leer eerst het rijtje van avoir nog eens.
- Vervolgens moet je goed onthouden dat er altijd een voltooid deelwoord achteraan komt: dansé, chanté, parlé, commencé, été, eu, pris, fait, voulu...
Slide 28 - Tekstslide
Ik kan in het Frans de passé-composé van de regelmatige werkwoord in -er en de onregelmatige werkwoorden (être, avoir, prendre, faire, vouloir) gebruiken.
A
Ja, echt goed!
B
Ja, een beetje
C
Ik weet het niet
D
Nee, echt niet!
Slide 29 - Quizvraag
Voor extra uitleg:
- Ga naar Libre Service / Unité 7 Passé Composé appr 5
- Luister naar deze uitleg:
Slide 30 - Tekstslide
Aimer, adorer, détester, préférer
Regel:
Na de vervoeging van 'aimer, adorer, détester, préférer' gebruik je in het Frans le / la / l' / les.