Hoofdstuk 2 samenvatting par. 1 t/m 4 en vermogen

Wat gaan we doen
- samenvatting par. 1 t/m 4
- Quiz over 1 t/m 4
- behandelen par. 5 vermogen
Pak je boek erbij op blz 121!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen
- samenvatting par. 1 t/m 4
- Quiz over 1 t/m 4
- behandelen par. 5 vermogen
Pak je boek erbij op blz 121!

Slide 1 - Tekstslide



Voordeel
batterijen:

- Geen snoer nodig
- Apparaat kun je overal gebruiken


Nadeel
batterijen:

- Energie raakt (snel) op
- Batterijen zijn duur

Slide 2 - Tekstslide

Serie-schakeling




Apparaten/Lampjes:
- niet apart van elkaar aan/uit
- ieder in dezelfde stroomkring
- Spanning = verdeeld
- Stroomsterkte = niet verdeeld
Parallel-schakeling




Apparaten/lampjes:
- wel apart van elkaar aan/uit
- ieder eigen stroomkring
- Spanning = niet verdeeld
- Stroomsterkte = Verdeeld

Slide 3 - Tekstslide

Batterijen schakelen
Serie schakelen
- Meer batterijen serie = meer spanning
- Batterijen moeten plus tegen min geschakeld worden!

Parallel schakelen
- Meer batterijen parallel = spanning blijft gelijk



Slide 4 - Tekstslide

Batterijen schakelen
Serie schakelen
-Meer batterijen serie = meer spanning
-De stroomsterkte blijft gelijk, want de elektronen
  kunnen maar een weg langs.
Parallel schakelen
- Meer batterijen parallel = spanning blijft gelijk
-Stroomsterkte wordt steeds meer, elk lampje heeft eigen elektronen nodig.



Slide 5 - Tekstslide

Serie-schakeling




Apparaten/Lampjes:
- niet apart van elkaar aan/uit
- ieder in dezelfde stroomkring
- Spanning = verdeeld
- Stroomsterkte = niet verdeeld
Parallel-schakeling




Apparaten/lampjes:
- wel apart van elkaar aan/uit
- ieder eigen stroomkring
- Spanning = niet verdeeld
- Stroomsterkte = Verdeeld

Slide 6 - Tekstslide

-Parallelschakeling-
Gelijke lampjes
Door lampje 1 gaat een stroom van 0,4 A.
Hoeveel Stroomsterkte gaat er door lampje 2?
A
0,1 A
B
0,2 A
C
0,4 A
D
0,8 A

Slide 7 - Quizvraag

-parallelschakeling-
gelijke lampjes
Stroomsterkte door lampje 1 en 2 = 0,4 A
Hoeveel is de totale stroomsterkte?
A
0,1 A
B
0,2 A
C
0,4 A
D
0,8 A

Slide 8 - Quizvraag

-parallelschakeling-
De spanningsbron = 4,5 V

Hoeveel spanning gaat er door lampje 1?
A
2,25 V
B
4,5 V
C
6,75 V
D
9 V

Slide 9 - Quizvraag

-parallelschakeling-
Door lampje 1 en 2 is de spanning 4,5 V.

Hoeveel is de totale spanning?
A
2,25 V
B
4,5 V
C
6,75 V
D
9 V

Slide 10 - Quizvraag

Serie-schakeling




Apparaten/Lampjes:
- niet apart van elkaar aan/uit
- ieder in dezelfde stroomkring
- Spanning = verdeeld
- Stroomsterkte = niet verdeeld
Parallel-schakeling




Apparaten/lampjes:
- wel apart van elkaar aan/uit
- ieder eigen stroomkring
- Spanning = niet verdeeld
- Stroomsterkte = Verdeeld

Slide 11 - Tekstslide

-Serieschakeling-
Door lampje 1 gaat een stroomsterkte van 0,8 A.

Hoeveel stroomsterkte gaat er door lampje 2?
A
0,2 A
B
0,4 A
C
0,6 A
D
0,8 A

Slide 12 - Quizvraag

-Serieschakeling-
Door lampje 1 en 2 gaat een stroomsterkte van 0,8 A.

Hoeveel is de totale stroomsterkte?
A
0,2 A
B
0,4 A
C
0,6 A
D
0,8 A

Slide 13 - Quizvraag

-Serieschakeling-
De Spanningsbron = 4,5 V.
gelijke lampjes
Hoeveel spanning gaat er door lampje 1?
A
2,25 V
B
4,5 V
C
6,75 V
D
9 V

Slide 14 - Quizvraag

-Serieschakeling-
Door lampje 1 en 2 gaat een spanning van 2,25 V
gelijke lampjes
Hoeveel is de totale spanning?
A
2,25 V
B
4,5 V
C
6,75 V
D
9 V

Slide 15 - Quizvraag

Serie-schakeling




Apparaten/Lampjes:
- niet apart van elkaar aan/uit
- ieder in dezelfde stroomkring
- Spanning = verdeeld
- Stroomsterkte = niet verdeeld
Parallel-schakeling




Apparaten/lampjes:
- wel apart van elkaar aan/uit
- ieder eigen stroomkring
- Spanning = niet verdeeld
- Stroomsterkte = Verdeeld

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de juiste schakeling?
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide





Neem deze formule over in je schrift.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Neem deze tekst over in je schrift.
Op een boormachine staat een typeplaatje, hierop is te lezen:
Spanning = 230 V en het vermogen is 575 Watt.
Bereken de stroomsterkte die door de boormachine loopt. 

Slide 21 - Tekstslide

Neem deze tekst over in je schrift.
Op een boormachine staat een typeplaatje, hierop is te lezen:
Spanning = 230 V en het vermogen is 575 Watt.
Bereken de stroomsterkte die door de boormachine loopt. 
Gegevens: Vermogen = 575 Watt.
                        Spanning = 230 Volt

Slide 22 - Tekstslide

Neem deze tekst over in je schrift.
Op een boormachine staat een typeplaatje, hierop is te lezen:
Spanning = 230 V en het vermogen is 575 Watt.
Bereken de stroomsterkte die door de boormachine loopt. 
Gegevens: Vermogen = 575 Watt.
                        Spanning = 230 Volt
Stroomsterkte = vermogen : spanning. 

Slide 23 - Tekstslide

Neem deze tekst over in je schrift.
Op een boormachine staat een typeplaatje, hierop is te lezen:
Spanning = 230 V en het vermogen is 575 Watt.
Bereken de stroomsterkte die door de boormachine loopt. 
Gegevens: Vermogen = 575 Watt.
                        Spanning = 230 Volt
Stroomsterkte = vermogen : spanning. 
stroomsterkte = 575 : 230 =  

Slide 24 - Tekstslide

Neem deze tekst over in je schrift.
Op een boormachine staat een typeplaatje, hierop is te lezen:
Spanning = 230 V en het vermogen is 575 Watt.
Bereken de stroomsterkte die door de boormachine loopt. 
Gegevens: Vermogen = 575 Watt.
                        Spanning = 230 Volt
Stroomsterkte = vermogen : spanning. 
stroomsterkte = 575 : 230 = 2,5 A.  

Slide 25 - Tekstslide

Maken opdrachten.
Maak van hoofdstuk 4 par. 5 opdrachten 42 t/m 47

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk

Maken opgaven:
47 t/m 49 + 51 t/m 53 + 55 + 57 + 59 + 61 + 63 + 64 t/m 67 (blz 30 t/m 38)
+ Samenvatting blz (39)

Slide 27 - Tekstslide