3.1: Amsterdam stapelmarkt van de wereld

Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)
Tijd van regenten en vorsten (1600-1700)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)
Tijd van regenten en vorsten (1600-1700)

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet jij van de Gouden Eeuw?

Slide 2 - Woordweb

De Republiek in de Gouden Eeuw

Slide 3 - Tekstslide

TIJD VAN REGENTEN EN VORSTEN (1600-1700)
DE GOUDEN EEUW
Hoofdvraag: Hoe kon de Republiek uitgroeien tot een van de belangrijkste landen in Europa?


Kenmerkende aspecten
1. Het ontstaan van handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
2. Burgerlijk bestuur en stedelijke cultuur in Nederland.
3. De wetenschappelijke revolutie.

Slide 4 - Tekstslide

Inhoud
3.1 Amsterdam stapelmarkt van de wereld
3.2 De Oost en de VOC
3.3 De WIC en Suriname
3.4 Geloof, tolerantie en onderzoek
3.5 Laat zien dat je het goed hebt

Slide 5 - Tekstslide

3.1: Amsterdam stapelmarkt van de wereld
1. Hoe werd Amsterdam de stapelmarkt van Europa en welke gevolgen had dat voor de landbouw in de Republiek?

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen wat de moedernegotie inhield.
  • Je kunt uitleggen waarom de moedernegotie belangrijk was voor de Republiek.
  • Je kunt uitleggen wat het begrip stapelmarkt inhoud.
  • Je weet hoe specialisatie in de landbouw is ontstaan in de Republiek in de zeventiende eeuw.
  • Je kunt de begrippen oorzaak en gevolg hanteren. 

Vaardigheid 
  • Je kunt verschillende soorten oorzaken en gevolgen onderscheiden, zoals politieke, economische, culturele, militaire en godsdienstige. Ook is er variatie in de tijd. Dan spreken wij van korte en lange termijn. Bovendien zijn er bedoelde en onbedoelde oorzaken.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Moedernegotie



    De handel met landen rond de Oostzee werd moedernegotie genoemd.

    Vraag en aanbod:
    Nederlandse handelaren slaan goedkoop graan of andere goederen op (stapelmarkt) en verkopen het daarna weer door aan andere landen. 

    Slide 9 - Tekstslide

    Stapelmarkt

    Slide 10 - Tekstslide

    De Val van Antwerpen (1585)
    Hande
    Amsterdammers vervoerden veel vracht voor de havenstad Antwerpen. Van de Antwerpenaren leerden ze hoe je meer kon verdienen aan handelsgoederen.

    Voorbeeld handelskapitalisme : 
    Antwerpse handelaren kochten wol in Engeland. Vlaamse spinners, wevers en ververs bewerkten die voor hen tot gekleurde lakense stoffen. De kooplieden exporteerden die dan weer. Dit leverde hun meer op dan wolhandel alleen. Hun kapitaal groeide en daar ging het om. Dat is dus handelskapitalisme


    Slide 11 - Tekstslide

    Beurs
    Stapelmarkt

    Slide 12 - Tekstslide

    Handelskapitalisme
    • Handelskapitalisme verspreidde snel in de Republiek
    • Boeren stapten van over op veeteelt: kaas, boter, melk
    • ontstaan commerciële landbouw

    Slide 13 - Tekstslide

    Specialisatie in steden

    • Ambachtslieden gaan voor de export werken.
    • Steden gaan zich specialiseren op 1 tak van nijverheid.

    Specialisatie op het platteland

    • Er is genoeg graan door de moedernegotie, dus gaan boeren zich specialiseren.
    • De commerciële landbouw ontstaat.

    Slide 14 - Tekstslide

    Producten uit allerlei landen opslaan om later weer te verhandelen noem je:
    A
    handelskapitalisme
    B
    VOC-principe
    C
    stapelmarkt
    D
    pakhuispolitiek

    Slide 15 - Quizvraag

    Een gevolg van moedernegotie is:
    A
    specialisatie bij boeren
    B
    arm en rijk leefden gescheiden in Amsterdam
    C
    het uitbreken van ziektes in steden
    D
    religieuze tolerantie

    Slide 16 - Quizvraag

    Door welke gebeurtenis wordt Amsterdam het centrum van de wereldhandel?
    A
    Het uitroepen van de Republiek (1588)
    B
    De Vrede van Münster (1648)
    C
    Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621)
    D
    De Val van Antwerpen (1585)

    Slide 17 - Quizvraag

    Welk product was de basis voor de moedernegotie?
    A
    Graan
    B
    Zout
    C
    Specerijen
    D
    Wijn

    Slide 18 - Quizvraag

    Welk gevolgen had de Oostzeehandel voor de Nederlandse landbouw?

    A
    Commerciële landbouw
    B
    Specialisatie
    C
    Handel
    D
    Nieuwe producten

    Slide 19 - Quizvraag

    Oorzaak en Gevolg
    In de geschiedenis kun je onderscheid maken tussen verschillende oorzaken en gevolgen. 

    Een oorzaak is een verklaring waarom iets gebeurt. Oorzaken kunnen onderscheiden worden in: politiek, economisch, sociaal, cultureel en militair.

    Een gevolg komt altijd na de gebeurtenis. De gebeurtenis zelf is in dit geval de oorzaak.


    Slide 20 - Tekstslide

    Bedoelde en onbedoelde gevolgen

    Een bedoeld gevolg is dat wat er gebeurd na een gebeurtenis ook verwacht was. 

    Een onbedoeld gevolg is als er iets gebeurt na een gebeurtenis wat totaal niet verwacht was. 

    Slide 21 - Tekstslide

    Waardoor werd Amsterdam in de zeventiende eeuw de belangrijkste handelsstad? 
    Juist
    Onjuist
    Door de stapelmarkt.
    Door de textielindustrie.
    Door de komst van de Antwerpenaren.
    Door de Oostzeevaart.
    Door de bouw van grachtenpanden.

    Slide 22 - Sleepvraag

    Oorzaak
    Gevolg
    Spanjaarden namen Antwerpen in
    Kooplui vluchten naar Amsterdam
    Weinig landbouw grond in NL
    Moedernegotie
    Handel drijven met Azië
    Amsterdam wordt een grote stad
    Republiek voert oorlog met Spanje

    Slide 23 - Sleepvraag

    Leg aan de hand van dit schema uit hoe de Gouden Eeuw voor Nederland heeft kunnen ontstaan.

    Slide 24 - Woordweb

    Antwoord op de deelvraag: Hoe werd Amsterdam de stapelmarkt van Europa en welke gevolgen had dat voor de landbouw in de Republiek?
    De Nederlandse boeren konden de bevolking in de steden niet meer voeden. Daarom importeerde Amsterdam graan uit landen rond de Oostzee, zoals Polen. De Nederlandse boeren legden zich toe op commerciële producten, zoals boter, kaas of hennep. De landbouw werd commercieel. Het werd opgeslagen in graanpakhuizen. Als er ergens in Europa tekort aan graan was steeg de graanprijs en verkochten de Amsterdammers dat weer. Ze namen meteen ijzer uit Zweden of hout voor de scheepsbouw. De Amsterdamse graanschepen brachten daar Franse of Duitse wijn en laken van wol uit Vlaanderen. Later ook specerijen, zijde en thee uit Azië. Ze profiteerden van het handelsnetwerk van gevluchte kooplui uit Antwerpen. Dat was een onbedoeld gevolg van de val van Antwerpen. Zo groeide de stad en moest de grachtengordel en de Jordaan worden aangelegd. Omdat de import- en exportgoederen tijdelijk in Amsterdamse pakhuizen werden ‘opgestapeld’ werd Amsterdam de stapelmarkt van Europa.

    Slide 25 - Tekstslide