Taal quiz thema 2

Quiz thema 2
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Quiz thema 2

Slide 1 - Tekstslide

Schaken - Scrabble - Dammen - Sudoku
?

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord hoort boven de paraplu?
A
Bridge
B
Denksport
C
Poker
D
Lichamelijke oefening

Slide 3 - Quizvraag

Wat is voor spek en bonen meedoen?
A
Meedoen waarin je een belangrijke rol speelt
B
Ergens waarin je wel intrapt
C
Meedoen terwijl je spek en bonen eet.
D
Meedoen waarin je een onbelangrijke rol speelt

Slide 4 - Quizvraag

Wat is zijwaarts?
A
Naar de zijkant
B
Diagonaal
C
Naar de bovenkant
D
Naar beneden

Slide 5 - Quizvraag

Wat is sjokken?
A
Langzaam lopen en je tilt je voeten niet op
B
Hetzelfde als artisjok
C
Hetzelfde als lopen.
D
Heel snel rennen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is 'ergens intrappen?'
A
Iets niet door hebben
B
Iets door hebben
C
Een ruitje intikken met een voetbal
D
Dat je ergens tegenaan trapt

Slide 7 - Quizvraag

Desondanks betekent:
A
Toch
B
Nog
C
Mekkeren
D
Zeuren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een denksport?
A
Schaatsen
B
Dammen
C
Tennis
D
Atletiek

Slide 9 - Quizvraag

Welke sport is niet op het ijs?
A
Schaatsen
B
Ijshockey
C
Snowboarden
D
Curling

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent z.o.z.?
A
Zoek Overkant Zijweg
B
Zoek Op Zee
C
Zie Omme Zijde
D
Zie Om Zijkant

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent E.H.B.O. ?
A
Eerste Hulp Bij Opvoeding
B
Eerste Hulp Boven Op
C
Eerste Hulp Bij Onderwijs
D
Eerste Hulp Bij Ongelukken

Slide 12 - Quizvraag

Sec. betekent:
A
Seconde
B
Secundair
C
Spoed evacuatie Circus
D
Secuur

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de afkorting van O.L.V. ?
A
Op de Laatste Vrijdag
B
Onder Leiding Van
C
Op Last Van
D
Onder Leiden Voor

Slide 14 - Quizvraag

Welke sporten worden in een sporthal gespeeld?

Slide 15 - Woordweb

Wie is in een station?

Slide 16 - Woordweb

Wat is een voorzetsel?

A
Op
B
Lopen
C
Ver
D
Ex

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een voorvoegsel?
A
De
B
Het
C
Ex
D
In

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

De hoge golven breken op het witte strand.
A
Golven
B
Breken
C
Hoge
D
Strand

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Tijn en Chris spelen een partijtje voetbal maar ze schieten alles naast.
A
Schieten
B
Partijtje
C
Spelen
D
Tijn en Chris

Slide 21 - Quizvraag

Zet de persoonsvorm van de volgende zin, in de verleden tijd.

De scheids fluit een goede wedstrijd.

Slide 22 - Open vraag

Zet de persoonsvorm van deze zin in de verleden tijd:

Kim tennist elke week op zaterdag.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Wat is het onderwerp?

Thomas vindt dat de scheids vandaag niet zo goed fluit.
A
Vindt
B
Scheids
C
Thomas
D
fluit

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Sinterklaas is weer in het land met zijn pieten.
A
Pieten
B
Is
C
Land
D
Sinterklaas

Slide 26 - Quizvraag

Let op!! Wat is het onderwerp?

Het team heeft alles gewonnen op het toernooi.
A
Team
B
Het team
C
Het toernooi
D
Toernooi

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Deze quiz is nu bijna afgelopen....

Slide 28 - Open vraag

3 BONUS vragen van Mischa

Slide 29 - Tekstslide

Hoe zwaar is een volwassen olifant?
A
3000-5000 kilo
B
1000-1500 kilo
C
5000-8000 kilo
D
500-1000 kilo

Slide 30 - Quizvraag

Hoe snel rent een luipaard?
A
38 km/u
B
58 km/u
C
78 km/u
D
98 km/u

Slide 31 - Quizvraag

Hoe oud kan een schildpad worden (grote soorten)?
A
20 jaar
B
50 jaar
C
80 jaar
D
Meer dan 100 jaar

Slide 32 - Quizvraag

Einde! 
Tips / Tops ??


Slide 33 - Tekstslide