Er wordt een hondje geboren. Zijn moeder heeft een zwarte vacht. Ze is homozygoot dominant. De vader is roodbruin. Hoe groot is de kans dat het pasgeboren hondje zwart is?
Maak een kruisingsschema en los de vraag op
Slide 5 - Tekstslide
zwart
AA
altijd een A
roodbruin
aa
Altijd een a
a Aa Aa
a Aa Aa
A A
Slide 6 - Tekstslide
zwart
AA
altijd een A
roodbruin
aa
Altijd een a
a Aa Aa
a Aa Aa
A A
Aa = 100%
zwart = 100%
Slide 7 - Tekstslide
De ouders geef je weer met een P. De eerste nakomelingen zijn de F1. Als je de nakomelingen van de F1 weer onderling met elkaar kruist, krijg je de F2
Hiernaast een voorbeeld, succes!
Slide 8 - Tekstslide
geel
aa
altijd een a
zwart
AA
Altijd een A
A Aa Aa
A Aa Aa
a a
Aa = 100%
zwart = 100%
Slide 9 - Tekstslide
zwart
Aa
A of a
zwart
Aa
A of a
A AA Aa
a Aa aa
A a
Aa = 50% AA = 25% aa = 25%
zwart = 75% geel = 25%
F1
F2
Slide 10 - Tekstslide
Sommige eigenschappen kunnen mengen
Dit noemen we intermediair
Normaal:
AA: rood
Aa: rood
aa: wit
Intermediair:
AA: rood
Aa: roze
aa: wit
Omdat beide genen even sterk zijn, kunnen we eigenlijk geen hoofdletter of kleine letter gebruiken. Dus we noteren het anders.
Slide 11 - Tekstslide
Sommige eigenschappen kunnen mengen
Normaal:
AA: rood
Aa: rood
aa: wit
Intermediair:
KrKr: rood
KrKw: roze
KwKw: wit
Eerst een letter voor de eigenschap. Dan een letter voor de variant.