Thema Erfelijkheid

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Thema Erfelijkheid
Erfelijkheid is het doorgeven van eigenschappen van generatie tot generatie.
In iedere cel van jouw lichaam zit de informatie veilig opgeborgen in de celkern; informatie van het hele evolutionaire proces.

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
Aanwezigheidsregistratie (5 minuten)
Video: DNA en genetica (3 minuten)
Korte herhaling: bevruchting - geslachtscellen - chromosomen - genotype en fenotype (5 minuten)
Nieuwe leerstof: Variatie in genotype (10 minuten)
Maken opdrachten 1 t/m 9  vanaf bladzijde 131 (20 minuten)
Afsluiting 



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Cellen
Bacteriën hebben geen celkern, maar de cellen van schimmels, planten en dieren wel. 

Om te kunnen voortplanten, groeien (en herstellen) en ontwikkelen moeten er nieuwe cellen gemaakt worden. 

Cellen worden gemaakt door middel van twee soorten celdelingen:
  • mitose (gewone celdeling): lichaamscellen
  • meiose (reductiedeling): geslachtscellen (zaadcel en eicel)

  • Iedere keer als een cel zich deelt moeten de chromosomen in de celkern gekopierd worden om door te kunnen geven aan de nieuwe cel. Dat is de reden dat in ieder van jouw lichaamscellen dezelfde set van chromosomen zitten. 






Slide 5 - Tekstslide

Bevruchting
Samensmelten van de celkernen van de zaadcel en eicel in de eileider.  
Op het moment van de bevruchting vormt zich een nieuwe cel, een zygoot met 46 chromosomen. 

23 enkelvoudige chromosomen van je moeder en 23 enkelvoudige chromosomen van je vader.

Slide 6 - Tekstslide

Karyogram (chromosomenportret)

Slide 7 - Tekstslide

Chromosomen
Chromosomen bestaan uit:
DNA (Desoxyribonucleïnezuren) 
Eiwitten (histonen)



Een gen is een stukje DNA met de informatie voor één erfelijke eigenschap.







Slide 8 - Tekstslide

Fenotype verus genotype
Fenotype
Alle uiterlijke kenmerken van een organisme.
Veranderlijk
Beschrijven we met woorden.
Blauwe ogen, bruin haar, bloedgroep O, etc

Genotype
Alle erfelijke informatie van een organisme
Onveranderlijk
Als we met het genotype werken dan gebruiken we letters, zoals B en b of G en g.






Slide 9 - Tekstslide

chromosomenpaar, dus ook genenpaar
Voor idere erfelijke eigenschap heb je de erfelijke informatie gekregen van jouw moeder én vader.

Voor iedere erfelijke eigenschap heb je dus twee genen!

Een gen voor oogkleur moeder.
Een gen voor oogkleur vader.



Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent het woord 'genotype' in de erfelijkheid?
A
Wat je aan de buitenkant van een organisme kunt zien (bijv. haarkleur).
B
De combinatie van genen die een organisme heeft voor een bepaalde eigenschap.
C
De manier waarop genen van ouders op kinderen worden doorgegeven.
D
De omgeving waarin een organisme leeft.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het 'fenotype' van een organisme?
A
De onzichtbare genetische code in het DNA.
B
De specifieke genen die een organisme van zijn ouders krijgt.
C
De waarneembare eigenschappen van een organisme (wat je kunt zien of meten).
D
Het proces waarbij genen worden gekopieerd.

Slide 12 - Quizvraag

Variatie in genotypen ontstaat door....
  • geslachtelijke voortplanting (geslachtscellen)
  • mutaties (plotselinge veranderingen  in het DNA): het DNA is gemuteerd. Een organisme waarbij een mutatie tot uiting komt in het fenotype, noem je een mutant



Slide 13 - Tekstslide

Mutagene invloeden zijn...
...stoffen en stralingen die mutaties kunnen veroorzaken.

Slide 14 - Tekstslide

Kanker: out of controle celdeling
Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen. 

Er kan dan ongeremde celdeling plaatsvinden.
Er ontstaat dan een gezwel of tumor.

Goedaardige tumoren groeien langzaam.
Kwaadaardige tumoren groeien snel  

mutatie in cel - ongeremd celdeling - tumor ontstaat - uitzaaiing. 

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent ongeremde celdeling?
A
Tumorvorming
B
Celdeling zonder controle
C
Vertraagde groei
D
Normale celdeling

Slide 16 - Quizvraag

Wat is kenmerkend voor goedaardige tumoren?
A
Geeft uitzaaiingen
B
Groeit langzaam
C
Groeit snel

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn mutagene invloeden?

A
Gezonde voedingsmiddelen
B
Normale omgevingsfactoren
C
Stralingen die DNA veranderen
D
Stoffen die mutaties veroorzaken

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een mutant?
A
Organisme met mutatie in fenotype
B
Normaal fenotype
C
Gezond organisme

Slide 19 - Quizvraag

Hoe ontstaat variatie in genotypen?
A
Ongecontroleerde groei
B
Afsplitsing van cellen
C
Geslachtelijke voortplanting
D
Mutaties

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Homozygoot versus heterozygoot
  • Als de informatie in het genenpaar voor de erfelijke eigenschap hetzelfde is, dan homozygoot genepaar.

  • Bijvoorbeeld:
  • Het genenpaar voor de erfelijke eigenschap oogkleur bevatten beiden de informatie voor blauwe ogen.

  • Als  de informatie in het genenpaar voor dezelfde erfelijke eigenschap verschillend is, dan heterozygoot genenpaar.

  • Bijvoorbeeld:
  • Het genenpaar voor de erfelijke eigenschap oogkleur bevatten beiden de informatie voor blauwe en bruine ogen.

Slide 22 - Tekstslide

Dominant versus recessief
Een gen kan dominant of recessief zijn.
Dominant betekent in deze context sterker.
Recessief betekent in deze context zwakker. 
Let op!  Dominant en recessief betekent niet 'goed' of 'slecht'.

Een dominant gen onderdrukt een recessief gen.
Dominant wint altijd! 
Een dominant gen komt altijd tot uitdrukking in het fenotype.

Een erfelijke eigenschap die door een recessief gen wordt veroorzaakt, komt alleen in het fenotype tot uitdrukking wanneer er geen dominant allel aanwezig is. of anders gezegd: wanneer het genenpaar bestaat uit twee recessieve allelen.



Slide 23 - Tekstslide

Overzicht: leer deze begrippen goed!

Slide 24 - Tekstslide

Waarom is er sprake van 'variatie van genotypen' binnen een familie of populatie?
A
Omdat alle organismen precies dezelfde genen hebben.
B
Omdat genen alleen van de moeder worden geërfd.
C
Omdat ouders verschillende combinaties van genen kunnen doorgeven aan hun kinderen.
D
Omdat genen elke dag veranderen.

Slide 25 - Quizvraag

Als een gen 'dominant' is, wat betekent dat dan voor de eigenschap?
A
De eigenschap is alleen zichtbaar als er twee dominante genen aanwezig zijn.
B
De eigenschap is alleen zichtbaar als er twee recessieve genen aanwezig zijn.
C
De eigenschap is altijd zichtbaar, zelfs als er maar één dominant gen aanwezig is.
D
De eigenschap is nooit zichtbaar.

Slide 26 - Quizvraag

Je hebt een organisme met twee verschillende genen voor dezelfde eigenschap (bijv. 'Aa'). Hoe noem je dit?
A
Homozygoot
B
Recessief
C
Heterozygoot
D
Dominant

Slide 27 - Quizvraag

DNA
DNA Base
Basepaar
Celkern
Chromosoom
Cel

Slide 28 - Sleepvraag

Maak het DNA compleet

Slide 29 - Sleepvraag

Wat is een genotype?
A
Een type mutatie
B
De genetische samenstelling van een organisme
C
De uiterlijke kenmerken van een organisme
D
Een soort erfelijke ziekte

Slide 30 - Quizvraag

Wat zijn mutagene invloeden?
A
Normale genexpressie
B
Factoren die DNA-schade veroorzaken
C
De ontwikkeling van weefsels
D
De groei van cellen

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een mutatie?
A
Een verandering in het DNA
B
Een normale celverdeling
C
Een soort genvariant
D
Een biologische soort

Slide 32 - Quizvraag

Welke invloed heeft straling op genotypen?
A
Het heeft geen effect
B
Het kan mutaties veroorzaken
C
Het stabiliseert DNA-structuur
D
Het bevordert genexpressie

Slide 33 - Quizvraag

Last question...
  • In welke cellen bevindt het algen-gen zich als het deel uitmaakt van het genotype van de slak?
  • A Alleen in cellen van de darmwand.
  • B Alleen in lichaamscellen.
  • C Alleen in geslachtscellen.
  • D In lichaamscellen en in geslachtscellen.



Slide 34 - Tekstslide