Les 2: Voorvoegsels en achtervoegsels

In deze les:



  1. voorvoegsels: ondiep
  2. achtervoegsels: vrolijk
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

In deze les:



  1. voorvoegsels: ondiep
  2. achtervoegsels: vrolijk

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. voorvoegsels: ondiep 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke stukjes kan je het woord ondiep opbreken?

Slide 3 - Woordweb


1. voorvoegsels: ondiep 
Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 4 - Tekstslide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
gezang
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
aartsrivaal 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste twee combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
her, wan, hoop, kansen

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste twee combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
be, ver, kijken, branden

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste twee combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
ont, ge, ploffen, zaag

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

 2. achtervoegsels: vrolijk 


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke stukjes kun je het woord vrolijk opbreken?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

2. achtervoegsels: vrolijk 
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 11 - Tekstslide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
blijheid
duidelijk
afdeling
aardig
aansteker
eigenaar
aaibaar
fantastisch

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden horen bij elkaar? Maak koppeltjes van twee woorden: verliefd, bereiken, verliefdheid, lichamelijk, bereikbaar, lichaam.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden horen bij elkaar? Maak koppeltjes van twee woorden: Egypte, afhandeling, Egyptisch, tekenaar, afhandelen, tekenen.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden horen bij elkaar? Maak koppeltjes van twee woorden: armoede, beginner, armoedig, beginnen.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt nu geleerd over:


  • voorvoegsels: ondiep
  • achtervoegsels:  vrolijk


Oefen hiermee verder in SCORE.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even  nadenken

Slide 17 - Tekstslide

Hoe gaat het nu?
Wat gaat goed, wat kan beter?
Welke vragen heb je nog? Die kun je bij de volgende dia invullen.