3.8 en 4.8

3.8 en 4.8 spelling
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.8 en 4.8 spelling

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdletters
Hoofdletters gebruik je:
- aan het begin van een zin;
- bij eigennamen;
- bij feestdagen en historische gebeurtenissen;
- aan het begin van een citaat.

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf geen hoofdletter:
- als de zin begint met een cijfer:
50 meisjes deden mee.

- als een zin begint met een apostrof:
's Nachts slaap ik. 

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf geen hoofdletter:

- als de verwijzing naar een eigennaam of aardrijkskundige naam niet meer duidelijk is:
Mijn opa heeft alzheimer. Hij draagt soms in de winter een bermuda.

- bij afleidingen van of samenstellingen met feestdagen:
Tijdens de kerstdagen zoeken we geen paaseieren.

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf geen hoofletter:
- bij merknamen die er eigen schrijfwijze op na houden:
iPod, eBay

- bij tussenvoegsels als de voornaam of voorletter ook geschreven staat"
Karin van Vliet- de Jong, maar mevrouw Van Vliet- de Jong

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf geen hoofdletter:
- bij windstreken, tenzij ze een gebied aanduiden:
De wind komt vandaag uit het oosten.
Het Oosten zoals dat in de duizend- en - een - nacht wordt beschreven, spreekt tot ieders verbeelding.

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf waar nodig hoofdletters.
een cliché uit hollywood en uit reclames is dat mannen sterk en slim zijn en vrouwen zwak en naïef.

Slide 7 - Open vraag

dat is volgens onderzoeksters maria kramer- van wegen van de universiteit van warwick de oorzaak van vastgeroeste gedragingen in de maatschappij.

Slide 8 - Open vraag

12 maanden liep van wegen mee op een portugese school.

Slide 9 - Open vraag

Trema
Een trema gebruik je om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: 
- calorieën, poriën, reünie

Daarnaast gebruik je een trema in leenwoorden: 
patiënt, fröbelen
In het Duits heet een trema een Umlaut. 

Slide 10 - Tekstslide

Welke vorm is goed?
A
egoist
B
egoïst

Slide 11 - Quizvraag

Welke vorm is goed?
A
gearriveerd
B
geärriveerd

Slide 12 - Quizvraag

Apostrof
Een apostrof gebruik je in de volgende gevallen: 
- om uitspraakproblemen te voorkomen --> jury's, zebra's (maar wel jockeys)
- als weglatingsteken: 's morgens, 's-Gravenhage, Thomas' pet 
- in meervouden en afleidingen van afkortingen: cd's, sms'en 
- in verkleinwoorden die eindigen op -y : baby'tje (maar wel cowboytje) 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het meervoud van politie?
A
polities
B
politie's

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van lolly?
A
lollies
B
lollys
C
lolly's

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud van café?
A
cafés
B
café's

Slide 16 - Quizvraag

Hoe geef je aan dat het boek van Kees is?
A
Kees's boek
B
Kees' boek

Slide 17 - Quizvraag

Hoe geef je aan dat het boek van Anita is?
A
Anita's boek
B
Anitas boek

Slide 18 - Quizvraag

Hoe geef je aan dat het boek van Tom is?
A
Tom's boek
B
Toms boek

Slide 19 - Quizvraag

Accenten
Er zijn drie accenten. 
- accent aigu: café
- accent grave: carrière
- accent circonflexe: enquête 

Het accent aigu wordt soms gebruikt om de klemtoon aan te geven: 
- Dat is dé manier om het goed te doen. 
- Zij heeft geen twéé dochters, maar drie. 

Slide 20 - Tekstslide

Welk woord is goed gespeld?
A
de carriere
B
de carrière

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling
A
Premierre
B
Premiere
C
Premiére
D
Première

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord is fout
A
café
B
saté
C
loge

Slide 23 - Quizvraag

Planning komende twee weken
maandag 8 februari oefentoets spelling (geen ww)
dinsdag 9 februari voorbereiden toets spelling
donderdag 11 februari toets spelling 
vrijdag 12 februari herhaling wwspelling
maandag 15 februari oefentoets wwspelling
dinsdag 16 februari voorbereiden toets wwspelling
donderdag 18 februari toets wwspelling
vrijdag 19 februari: starten met cabaret

Slide 24 - Tekstslide