6.3 Soorten en hun omgeving 4V 2425

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 6.3 Soorten en hun omgeving
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 6.3 Soorten en hun omgeving

Slide 1 - Tekstslide

Rekenvraag
Mario vangt in de visvijver de eerste keer 37 stekelbaarsjes, die hij allemaal markeert met een groene stip. Vervolgens laat hij de dieren vrij.
Een week later vangt hij 44 vissen, waarvan er 2 een stip hebben.

Hoe groot is de populatie stekelbaarsjes in de vijver?

Slide 2 - Tekstslide

Hoe groot is de populatie stekelbaarsjes in de vijver?

Slide 3 - Open vraag

Rekenvraag
Stekelbaarsjes met een groene stip vallen echter eerder op voor hun roofdier (de snoek), waardoor ze sneller opgegeten worden.
In de vorige vraag was een populatie berekend van 814 stekelbaarsjes. 
Je vangt weer 44 stekelbaarsjes waarvan 2 met een stip.
Zal de werkelijke populatie stekelbaarsjes groter, gelijk aan of kleiner zijn dan 814 stekelbaarsjes?

Slide 4 - Tekstslide

Zal de werkelijke populatie stekelbaarsjes groter, gelijk aan of kleiner zijn dan 814 stekelbaarsjes?
A
groter
B
gelijk aan
C
kleiner

Slide 5 - Quizvraag

Rekenvraag
Want:
aantal stekelbaarsjes is 37*44/2 = 814

Maar die 2 is eigenlijk te laag.
37*44/>2 is kleiner dan 814.

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoel vandaag
Wat bepaalt de leefplek van soorten?

Hoe beschrijf je de leefplek van soorten?



Slide 7 - Tekstslide

Leerdoel 6 
Je herkent biotische en abiotische factoren die van invloed zijn op de habitat van een soort.




Slide 8 - Tekstslide

Wat is een habitat?

De leefomgeving van organisme met de specifieke abiotische en biotische factoren.






Slide 9 - Tekstslide

Abiotisch/biotisch (BINAS 93B)
Abiotisch:
Alle kenmerken van een habitat die GEEN levend organisme zijn (of er afkomstig van zijn)

Biotisch:
Alle kenmerken van een habitat die gevormd worden door levende organismen


Slide 10 - Tekstslide

Abiotisch/biotisch (BINAS 93B)
Abiotisch:
Alle kenmerken van een habitat die GEEN levend organisme zijn (of er afkomstig van zijn)

Biotisch:
Alle kenmerken van een habitat die gevormd worden door levende organismen


Slide 11 - Tekstslide

Beschrijf zoveel mogelijk aspecten van de habitat van de eekhoorn

Slide 12 - Open vraag

Leerdoel 7
Je interpreteert een tolerantiecurve.




Slide 13 - Tekstslide

Optimumcurve
Voor elke abiotische factor kun je meten hoe de overlevingskans is van een bepaald organisme. Bijvoorbeeld temperatuur.

Slide 14 - Tekstslide

Optimumcurve
Minumumwaarde - optimumwaarde - maximumwaarde

Slide 15 - Tekstslide

Teken (of beschrijf) de optimumkromme voor buitentemperatuur voor een mens (met kleren aan)

Slide 16 - Open vraag

Leerdoel 8
Je beschrijft het belang van niches voor het samenleven van verschillende soorten.



Slide 17 - Tekstslide

Wat is een niche?

De manier waarop de soort de biotische en abiotische factoren in de habitat gebruikt en dus de invloed van de soort op de habitat/de functie van de soort





Slide 18 - Tekstslide

Beschrijf zoveel mogelijk aspecten van de niche van de eekhoorn

Slide 19 - Open vraag

Niches
Door verschillende niches in te nemen in een ecosysteem kunnen soorten optimaal met elkaar samenleven.
Er is dan weinig concurrentie.


Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen 6.3
  • Je herkent biotische en abiotische factoren die van invloed zijn op de habitat van een soort.
  • Je interpreteert een tolerantiecurve.
  • Je beschrijft het belang van niches voor het samenleven van verschillende soorten.




Slide 21 - Tekstslide

HUISWERK
In de online methode.
Maak de opdrachten van
6.3: Leerroute B

Slide 22 - Tekstslide