AE-3 Les 4 Sparen

Geld en Krediet
Les 4: Sparen en Beleggen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOBeroepsopleidingStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Geld en Krediet
Les 4: Sparen en Beleggen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik vorige les

Slide 3 - Tekstslide

Vorige week:
  • Geldschepping
  • Geldscheppende en niet-geldscheppende instellingen
  • Voorbeelden van primaire banken
  • Maatschappelijke geldhoeveelheid
  • Geldvernietiging

Slide 4 - Tekstslide

Welke van onderstaande behoort niet tot de primaire banken?
A
Arubabank
B
Centrale Bank van Aruba
C
Island Finance
D
Banco di Caribe

Slide 5 - Quizvraag

Bij geldvernietiging wordt de maatschappelijke geldhoeveelheid ..............
A
Groter
B
Kleiner

Slide 6 - Quizvraag

Huiswerk voor vandaag 17 mrt:
Maak vraag 7 t/m 14

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Doel van de les
  • Sparen en beleggen
  • Spaarmotieven
  • De vier bekendste spaarvormen
  • Manieren van beleggen 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Sparen
Je geeft een deel van je inkomen niet uit

Slide 13 - Tekstslide

spaarmotieven/ redenen om te sparen

Slide 14 - Tekstslide

De vier bekendste spaarvormen
  1. Gewone spaarrekening
  2. Beperkte vrije opname
  3. Spaardeposito
  4. Depositofondsen

Slide 15 - Tekstslide

Gewone spaarrekening
  • Je kan op ieder moment geld sparen en dat geld ook weer opnemen.
  • de rente is relatief laag.

Slide 16 - Tekstslide

Beperkte vrije opname
  • Je kunt tot een bepaald bedrag 'vrij' opnemen.
  • Rente is hoger dan een gewone spaarrekening.

Slide 17 - Tekstslide

Spaardeposito
  • Hier zet je je geld voor een periode van een aantal maanden of jaren vast.
  • Een hogere rente dan de spaarvormen met een beperkte vrije opname.

Slide 18 - Tekstslide

Depositofondsen
  • Is een spaardeposito waar je aandelen bij een NV koopt.
  • Hier is de rente het hoogst.

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn spaarmotieven?
A
Voorzorg
B
Doel
C
Vakantie
D
Rente

Slide 20 - Quizvraag

Beleggen
= investeren van geld in obligaties, aandelen, onroerend goed, goud, bitcoins, etc. met als doel om je vermogen te vergroten

T.o.v. een spaarrekening meer risico, wat gecompenseerd wordt door een hoger verwacht rendement (= opbrengst van je geïnvesteerde vermogen)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Het kopen van aandelen, obligaties of opties

Aandelen: hier wordt je eigenaar van het bedrijf waar je aandelen van koopt.

Obligaties: hier wordt je geen eigenaar van het bedrijf maar leent het bedrijf alleen een bedrag waardoor je een vaste rente ontvangt.

Optie: is niet anders dan het recht om een aandeel op een bepaalde datum te mogen kopen of te mogen verkopen.

Slide 23 - Tekstslide

       Obligatie = schuldbewijs
Waarom hierin beleggen?
1. hoger rente percentage
2. geen/weinig risico


Slide 24 - Tekstslide

Aandelen
aandelenkoers: De prijs waarvoor een aandeel verkocht wordt.

Het stijgen en dalen van die koers geeft een indruk hoe goed het gaat met het bedrijf. Door te beleggen loop je risico. 

Slide 25 - Tekstslide

Opties
Recht (of plicht) om in de toekomst (aandelen) te kopen of verkopen tegen een  vooraf vastgestelde prijs gedurende een bepaalde periode of op vastgestelde datum.

Kans op veel winst (of verlies) in een korte periode.


Slide 26 - Tekstslide

Wat is beleggen?
A
investeren in een doel om geld te verdienen
B
met je geld obligaties kopen
C
met je geld aandelen kopen
D
je geld op de bank zetten

Slide 27 - Quizvraag

De winst bij beleggen noem je ...
A
Bedrijfswinst
B
Rendement
C
Dividend
D
Heffing

Slide 28 - Quizvraag

Relatief weinig risico
Relatief gemiddeld risico
Relatief veel risico
Sparen
Beleggen in obligaties
Beleggen in aandelen

Slide 29 - Sleepvraag

Je kunt geld verliezen door geld te beleggen
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Welke vorm van beleggen geeft doorgaans het hoogste gemiddelde rendement?
A
Sparen
B
Obligaties
C
Aandelen
D
Vastgoed

Slide 31 - Quizvraag

Aan het einde van de les weet je:
  • Het verschil tussen sparen en beleggen
  • De 4 bekendste spaarvormen
  • Manieren om te beleggen

Slide 32 - Tekstslide

Zijn er vragen?
HW: Maken vraag 1 t/m 11

Slide 33 - Tekstslide