hv1 De Bijbel hfst 2 - Bijbels

De Bijbel
H2: De Bijbel vroeger en nu
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

De Bijbel
H2: De Bijbel vroeger en nu

Slide 1 - Tekstslide

Start: terugblik/overhoren
Waarom wordt de Bijbel Gods Woord genoemd?

God openbaart in de Bijbel aan mensen wie Hij is.
A
Wat maakt de Bijbel een bijzonder Boek?
Omdat we daarin God leren kennen en hoe de mens gered wordt. Het gaat over een heilig persoon
B
Wat heeft inspiratie met de Bijbel te maken?
De mensen die de Bijbel schreven waren vol van de Heilige Geest. Daarom is de tekst het onfeilbare (ware) woord van God.
C
Verschillen tussen Bijbel, Tenach, Koran
Bij de Bijbel is niet het boek zelf heilig, alleen de persoon over wie het gaat.
Bij de Koran en de Tenach is het boek zelf heilig, je moet het papier mooi houden, mag er niet inschrijven etc.
D

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
De Bijbel: vroeger en nu:
A. Je weet in welke talen de Bijbel geschreven is.
B. Je kunt het ontstaan van de Bijbel in drie verschillende (tijds)perioden verdelen.
C. Je kunt enkele kenmerken noemen van de verschillende Bijbeltalen.

Slide 3 - Tekstslide

We lezen samen 2A en 2B

Slide 4 - Tekstslide

Periode 1
Periode 2
Periode 3
Mondelinge overlevering
schriftelijke overlevering
Bewaarde overlevering

Slide 5 - Sleepvraag

Welke grondtalen zijn er in de Bijbel?

Slide 6 - Woordweb

Grondtalen -aant 2b
Hebreeuws
Andere tekens
Van rechts naar links, 
Eerst alleen medeklinkers
klinkers zijn stippen erbij
Grieks
Hoofdletters,
zonder punten en komma's
Aramees
Taal van de joden in ballingschap nog gesproken in Jezus' tijd (abba)

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht:
1. Schrijf de zwartgedrukte zinnen op in je schrift, terwijl je gebruik maakt van de Hebreeuwse kenmerken.
voorbeeld:                                                                                                      tnwK wrvm nb K
2. Doe het nogmaals met de Griekse kenmerken.

Ik zit in de Godsdienstles. Ik leer over de grondtalen van de Bijbel. Voor de toets moet ik de kenmerken van deze drie talen kennen. Die oefen ik met deze opdracht.


timer
8:00

Slide 8 - Tekstslide

Slotopdracht:

Oefenen van de Bijbelboeken oude Testament.







Evaluatie:

Doelen gehaald?
lesdoel 2a, b en c blz 4

Huiswerk:

Volgende week toets 
Bijbelboeken Oude Testament

Slide 9 - Tekstslide

Paragraaf 2C en 2D

Slide 10 - Tekstslide

Doelen
D. Je kunt uitleggen waarom er iedere keer nieuwe Nederlandse vertalingen verschijnen.
  • Je kunt 5 verschillende Nederlandse Bijbelvertalingen noemen.
  • Je kunt uitleggen wat de Septuaginta en de Vulgata zijn.


Toets maken over het Oude Testament

Slide 11 - Tekstslide

Startopdracht: Stille wanddiscussie (whiteboard)
Dat er steeds nieuwe Bijbels komen is onzin.

Slide 12 - Tekstslide

We lezen na het filmpje 2C;
wat onderstrepen we?

Slide 13 - Tekstslide

We lezen 2D (wie klopt bij onderstrepen?)

Slide 14 - Tekstslide

Slotopdracht

Je klasgenoot is een vetgedrukt woord of een vertaling uit de tekst. 

Hij/zij raadt of jij geeft tips, tot hij/zij weet wie hij/zij is.

Slide 15 - Tekstslide

Les 2E
Startopdracht: Maak 2.3
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoelen
voeg toe op blz 4:

  • Je kent 3 manieren van vertalen en kunt van elke manier een voorbeeld geven.

Slide 17 - Tekstslide

Lees 2E; na filmpjes

Slide 18 - Tekstslide

Aantekening 2E: 
3 manieren van vertalen:

1) Brontaal gericht: zo letterlijk mogelijk vanuit de brontaal
vb strike while the iron is hot - strijk als het ijzer heet is
2 Doeltaal gericht: zodat de tekst in de doeltaal duidelijk wordt. 
vb strike while the iron is hot - je moet het ijzer smeden als het heet is
3 Parafrase In eigen woorden.
vb strike while the iron is hot - pak je kans meteen op het gunstige moment

Slide 19 - Tekstslide

Opdrachten
2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.9, 2.11 en 2.12


Hoe deed je dat ook alweer?
timer
20:00

Slide 20 - Tekstslide

Actief opdrachten maken
  1. Lees de opdrachten.
  2. Vertel in eigen woorden bij de eerste opdracht wat je moet doen.
  3. Lees de tekst tot het eerste antwoord.
  4. Noteer je antwoord.
  5. Lees de vraag nog een keer en kijk of je antwoord klopt en compleet is.
  6. Ga naar je volgende opdracht.
  7. Lees verder (vul eventueel nog vorige antwoorden aan).

Slide 21 - Tekstslide

2.4
Stap 1: De mondelinge overlevering 
Stap 2: De schriftelijke overlevering 
Stap 3: De bewaarde overlevering 

2.6
a. Het Oude Testament in Hebreeuws en klein beetje Aramees
b.Het Nieuwe Testament in het Grieks geschreven.
2.7
a. Niet waar
b. Waar
c. Niet waar
d. Niet waar

2.9
a. Meester
b. Meisje, sta op
c. Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?

2.5
Dan kun je het makkelijker onthouden
Omdat het aantal schrijvers en materialen groeide en schrijven meer mogelijk werd.

2.11
Taal verandert, dus moet er eens in de zoveel tijd ook een nieuwe vertaling komen, die past bij de nieuwe generatie. 
2.12
a: brontaal, doeltaal en parafrase

B: it's raining cats en dogs
brontaal: het regent katten en honden
doeltaal: het regent pijpestelen/ het is hondenweer
parafrase: Het regent heel erg hard.

Slide 22 - Tekstslide

Evaluatie
check   
de   
doelen!!

Slide 23 - Tekstslide

Slotopdracht:

Maak een liedje/rap/gedicht van alle begrippen van hoofdstuk 1 en 2

zie blz 16 en 17
Huiswerk:

Leer de Bijbelboeken van het Nieuwe Testament




Slide 24 - Tekstslide