macht en zeggenschap

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Formele macht is:
A
Macht die is gebaseerd op gezag
B
Macht omdat iemand er netjes uitziet
C
Macht die onofficieel is
D
Macht die is gebaseerd op de wet

Slide 35 - Quizvraag

Informele macht is:
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
B
Macht die iemand op grond van zijn positie heeft.
C
Macht die iemand heeft door zijn uitstraling.
D
Macht op basis van uitstraling.

Slide 36 - Quizvraag

Wat is geen machtsmiddel?
A
Functie
B
Kennis
C
Geld
D
In je eentje zijn

Slide 37 - Quizvraag

De meerderheid in de Tweede Kamer
A
Oppositie
B
Parlement
C
Regering
D
Coalitie

Slide 38 - Quizvraag

Wat is een taak van de Tweede Kamer?
A
De Eerste Kamer controleren
B
De ministers controleren
C
de Tweede Kamer controleren
D
ze doen alles in de politiek

Slide 39 - Quizvraag

Politieke stroming die vrijheid belangrijk vindt.
A
Christelijke democraten
B
Sociaal democraten
C
Ecologen
D
Liberalen

Slide 40 - Quizvraag

Het parlement bestaat uit:
A
De Eerste Kamer en Provinciale staten
B
De Eerste en Tweede Kamer
C
De Tweede Kamer en Provinciale staten
D
De Regering en het kabinet

Slide 41 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van de koning?
A
Handtekening zetten onder wetten
B
De troonrede voorlezen
C
Beslissen welke wetten doorgaan
D
ministers benoemen

Slide 42 - Quizvraag

Wat is Trias Politica?
A
Eerste en Tweede kamer
B
De scheiding van de machten
C
Wet voor de rechters
D
Wet voor de politici

Slide 43 - Quizvraag

In een rechtsstaat:
A
hebben burgers rechten en plichten en de overheid niet.
B
hebben burgers en overheid allebei rechten en plichten.
C
hebben burgers rechten en de overheid plichten.
D
hebben burgers plichten en de overheid rechten.

Slide 44 - Quizvraag

Hier worden verkiezingen gehouden
A
Democratie
B
Dictatuur
C
Beide

Slide 45 - Quizvraag

In een directe democratie:

A
Kiest het volk direct het parlement.
B
Stemt de volksvertegenwoordiging over wetsvoorstellen.
C
Bestaan geen politieke partijen.
D
Kiest het volk indirect de regering.

Slide 46 - Quizvraag