Unit 1: Week 1

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 1

Lesdoelen

Je weet wat we gaan doen in de nieuwe unit.
Je kent vocabulaire over school.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze Unit:
Wat is jouw favoriete seizoen?
  • Seizoenen
  • De natuur
  • Het weer (the weather)

Summatives:
Luisteren & Schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unit 1: Statement of inquiry

People express and experience the seasons and the weather differently depending on their culture.


More about this later in the unit...

Slide 6 - Tekstslide

Vertel: In Nederland hebben mensen vaak Small-talk over het weer. Wij "klagen" graag over het weer. 

In deze Unit kijken wij naar hoe dit er precies uitziet, en of dit vergelijkbaar is met small-talk in andere landen.
Vocabulaire over school

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1:
Maak een woordenlijst.


De vertalingen (translations)
zie je in de fotos.

Slide 8 - Tekstslide

Laat de leerlingen een woordenlijst maken met vertalingen van de woorden.

De vertalingen kunnen ze terugzien in de fotos.
Opdracht 2:
Vul de woordenlijst aan.




De vertalingen (translations)
zie je in de fotos.

Slide 9 - Tekstslide

Laat de leerlingen een woordenlijst maken met vertalingen van de woorden.
De vertalingen kunnen ze terugzien in de fotos.
Opdracht 3:
De docent wijst (points at) een object aan.

In groepjes: De leerlingen schrijven het Nederlandse woord op een whiteboard. Houd het bord in de lucht als je klaar bent.

Welk groepje kan het snelst het juiste woord opschrijven?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4:
Schrijf de Nederlandse zinnen over met de juiste vertaling.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5:
Wat zeg je in deze situaties:

1. The teacher wants you to close your laptop. The teacher says:
2. You have to go to the bathroom. You say:
3. You need to take out your notebook. The teacher says:
4. The teacher wants to start the lesson. The teacher says:
5. You have a doubt about something. You say:

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 2

Lesdoel

Je kent de seizoenen en maanden van het jaar.
Je kent de dagen van de week.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Seizoenen /
Maanden /
dagen

Slide 14 - Tekstslide

Maak een mindmap met woorden van de seizoenen / maanden / dagen van de week.

Welke woorden kennen ze al?
Welke woorden hopen ze te leren?

Laat de leerlingen deze mindmap meeschrijven in hun schriftje.


ATL Skill - Organisation skills
Keep an organized and logical system of information files/notebooks.
-----------------------------------------------------------------------

Dus: Jullie krijgen (get) allemaal een woordenlijst van Unit 1.

Doe de woordenlijst in je mapje.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1:
Welke seizoenen zie je in de afbeeldingen? Waaraan zie je dat?


Het is _______ want ________

Bv:  Het is winter want ik zie sneeuw.







Slide 16 - Tekstslide

Laat de leerlingen uitleggen welk seizoen ze in de afbeelding zien. 

Misschien kunnen sommige leerlingen al wat beschrijven in de afbeelding waardoor ze zagen welk seizoen het was.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2:
Vul (fill in) de tabel in.

Schrijf het seizoen op, met daaronder (under that) de maanden van het jaar.
Seizoen 1
Seizoen 2
Seizoen 3
Seizoen 4

Slide 21 - Tekstslide

De leerlingen maken een tabel waarbij ze de maanden van het jaar verbinden aan de seizoenen.
Opdracht 3:
Vind de woorden in de woordenzoeker.

Schrijf op:
- Het gevonden woord (Nederlands)
- De Engelse vertaling

Slide 22 - Tekstslide

Je kunt de woordenzoeker vinden in Google Drive: Week 1.
Extra opdracht:
In duo's, speel galgje met de woorden van week 1. 

De letters moeten in het Nederlands gevraagd worden!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra tijd?
Speel een:

  • Quizlet Live
  • Blooket
  • Gimkit

Slide 24 - Tekstslide

Quizlet: https:

Blooket: https:

Gimkit: https:
Les 3

Lesdoelen

Je kent de getallen tot 31.
Je kent de seizoenen en maanden van het jaar.
Je kan een datum benoemen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De getallen
Wij lezen de getallen samen.

Welke getallen passen bij de vraagtekens?

Slide 26 - Tekstslide

Lees de getallen hardop voor met de klas / laat iemand de getallen voorlezen. Maak een vergelijking met Engels bij 1-20. Vanaf 21 - 31 kun je het verschil met Engels uitleggen.

Weten ze al / kunnen ze uitvogelen welke getallen bij de vraagtekens horen?
Opdracht 1:
Hoeveel is:

5 + 6 = ?                                     8 x 3 = ?
28 - 7 = ?                                   17 - 4 = ?
22 + 9 = ?                                   3 + 4 = ?
36 : 3 = ?                                    19 + 9 = ?
2 x 8 = ?                                      3 (3 + 3) = ?

Slide 27 - Tekstslide

Laat de leerlingen eerst het juiste antwoord opschrijven door het getal uit te schrijven. 

Bij het bespreken kun je de leerlingen vragen om de gehele som uit te spreken (vijf plus zes is elf).
Opdracht 2:
Werk samen met je groepje om de bom te ontmantelen.

Code 1:   _ _ _ _ _ _
Code 2:  _ _ _ _ _ _ _ 
Code 3:  _ _ _ _ _ _ _ _

Slide 28 - Tekstslide

Code 1: 479254
Code 2: 0381629

Code 3 uitspreken als tientallen:

Code 3: 23 17 31 29
Opdracht 3:
Maak eerst een Bingokaart met 9 getallen (0 tot 31).
Eén leerling leest de getallen voor aan de klas.

Wie heeft als eerste Bingo?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4:
Vertaal de zinnen naar het Nederlands. Schrijf de data voluit.

1.  It is 20-10.
2. Today it is 27-05
3. Tomorrow it is 18-03
4. Monday it is 13-01
5. School starts on 25-08

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5:
Beantwoord de volgende vragen in complete Nederlandse zinnen.

1. Welke datum is het vandaag?
2. Welke dag is het vandaag?
3. Wanneer is jouw verjaardag?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra tijd?
Speel een:

  • Quizlet Live
  • Blooket
  • Gimkit

Slide 32 - Tekstslide

Quizlet: https:

Blooket: https:

Gimkit: https: