7. samenvatting

THEMA 7 duurzaam leven
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

THEMA 7 duurzaam leven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke begrippen ken jij over dit hoofdstuk?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat past het best voor jou bij klimaatverandering?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat de klimaatsveranderingen zijn en hoe dit tot stand komt

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Atmosfeer/ dampkring

Laagje om de aarde heen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Broeikasgassen
CO2
Waterdamp
Ozon 
Methaan (koeienscheten)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Methaan, broeikasgas #2
Methaan is 25x sterker dan 
CO2 en wordt uitgescheiden
door reducenten (baceriën) :
  * Koeienscheten
  * Oude moerassen (toendra)
  * Afgebrand regenwoud

Algen kunnen dit afbreken

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor verandert het klimaat?
Klimaat: gemiddelde weer over langere periode in bepaald gebied. 
- in NL: stijgend klimaat. 
- algemeen op aarde: stijgende temperatuur. 
Gevolgen?.....

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor vindt er opwarming van de aarde plaats? 
1. Natuurlijke schommelingen -> vroeger waren er immers ook ijstijden, tijdens middeleeuwen juist hoog -> weinig bewijs 

2. Versterkt broeikaseffect - veel bewijs -> CO2 stijgt door verbranding fossiele brandstoffen + ontbossing. 
opwarming aarde

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervuiling van water
  1.  Chemische afvalstoffen
    Giftige stoffen uit industrie/huishoudens (kca)
    -> Bioaccumulatie (opstapelen in voedselketen)
  2. Vermesting
  3. Plastic (Plasticsoep)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het water
Oppervlaktewater:
  • Water in rivieren, kanalen, meren en de zeeën
Grondwater:
  • Water dat zich in de grond bevind
Zelfreinigend vermogen
  • Water is in staat zichzelf te reinigen
  • Dode resten verontreinigen het water: door bacteriën kunnen deze worden opgeruimd

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermesting
  • Meer mineralen in water: vermesting

Gevolgen:
  • Algenbloei: veel algen groeien op water
  • Probleem: zuurstofgebrek in water.
  • Hierdoor gaan vissen/waterdieren dood. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chemische bestrijding
Om ziekten en plagen te bestrijden => pesticiden
Nadelen:
• Ze zijn niet-selectief (ze maken geen onderscheid).
•Een populatie kan resistent worden (ongevoelig voor het middel). 
• Er treedt bio-accumulatie op (ophoping in organismen).

Slide 15 - Tekstslide

Niet-selectief
Veel bestrijdingsmiddelen zijn niet-selectief. Dat betekent dat ze niet alleen de plaagdieren doden, maar ook andere organismen. Bestrijdingsmiddelen die wel maar één soort doden, zijn selectief.

Bio-accumulatie
Bestrijdingsmiddelen kunnen zich ophopen in organismen. Dieren krijgen de bestrijdingsmiddelen binnen, bijvoorbeeld met hun voedsel. De chemische stoffen worden opgeslagen in hun vetweefsel. Als het dier wordt opgegeten, komen de stoffen in de volgende schakel van de voedselketen. Daar worden ze ook opgeslagen in het vetweefsel. Zo komt er een ophoping van giftige stoffen in organismen hoger in de voedselketen (zie afbeelding 1). Die ophoping noem je bio-accumulatie.
De dieren aan de top van een voedselketen krijgen in verhouding de meeste bestrijdingsmiddelen in hun lichaam. Zij kunnen daaraan doodgaan.

Resistentie
Een derde nadeel van bestrijdingsmiddelen is dat een populatie er ongevoelig voor kan worden. Dit heet resistentie. Resistentie is erfelijk en ontstaat in een aantal stappen:
• Door genetische variatie zijn sommige individuen niet of minder gevoelig voor het bestrijdingsmiddel.
• Deze organismen overleven en planten zich voort.
• Hun nakomelingen erven de resistentie en overleven ook.
• De niet-resistente individuen gaan dood.
• Na een aantal generaties is de hele populatie resistent.

Als de populatie resistent is, kan er een nieuwe plaag komen. Om deze te bestrijden, is weer een ander bestrijdingsmiddel nodig.
Bio-accumulatie
Ophoping van gifstoffen in
voedselketen.

Biomassa gaat verloren
Gifstoffen niet

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervuiling =
A
Grondstoffen uit het milieu halen
B
Grondstoffen aan het milieu toevoegen
C
Afvalstoffen uit het milieu halen
D
Afvalstoffen aan het milieu toevoegen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is uitputting?
A
Grondstoffen uit het milieu halen
B
Grondstoffen aan het milieu toevoegen
C
Afvalstoffen uit het milieu halen
D
Afvalstoffen aan het milieu toevoegen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is aantasting van het milieu?
A
alleen vervuiling
B
alleen uitputting
C
allebei

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is
"het klimaat"?

A
Het verschil tussen zomer en winter
B
De temperatuur en regenval over een lange periode
C
Het verschil van temperatuur tussen dag en nacht

Slide 21 - Quizvraag

Antwoord is D, lange periode
A en C zijn variaties in korte periode, het gaat over het weer
B klimaat en weer zijn de condities van de atmosfeer. CO2 beïnvloedt het klimaat.

NB: Wat is atmosfeer??
Simpel gezegd is de atmosfeer de “lucht om de aarde die de aarde scheidt van de ruimte”.

Wat is klimaatverandering?
A
Het warmer, kouder, droger, natter worden
B
Het uitdrogen van de natuur
C
Gemiddelde bebossing in een bepaald gebied
D
Vervuilen van de natuur

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Hoe beïnvloedt de
mens het klimaat?
A
Door te fietsen en door windenergie te gebruiken
B
Door zeespiegelstijging en bloemen te plukken
C
Door CO2 en andere broeikasgassen uit te stoten
D
Door lava en gas uit te stoten

Slide 23 - Quizvraag

Antwoorden zijn A en C
A – door te fietsen en windenergie te gebruiken hebben we een positieve invloed op het klimaat
B – zeespiegelstijging is een gevolg van klimaatverandering (het wordt warmer, en daardoor smelten bijvoorbeeld gletsjers), bloemen plukken heeft niet echt effect (bomen kappen wel)
D – dit doet een volkaan, niet te mens

Wat is biodiversiteit?
A
Het aantal oorspronkelijke plantensoorten
B
Het aantal oorspronkelijke diersoorten
C
De variatie aan soorten in de natuur
D
Het verdwijnen van soorten in de natuur

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het gas dat in de scheten van koeien zit?
A
zuurstof
B
stikstof
C
methaan

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Methaan (CH4) is ...
A
Organisch
B
Anorganisch

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Methaan is een broeikasgas
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
LEREN VOOR DE TOETS

Thema 7


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies