19. Thema 3, week 1, dictee 3

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

werkwoord
geen werkwoord
lopen
stoel
duwen
pot
staart
spelen

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Video

Wat is de stam van ................. voeren

Slide 4 - Open vraag

Wat is de stam van .............. hangen

Slide 5 - Open vraag

ik ................. (varen)

Slide 6 - Open vraag

ik ...................... (spelen)

Slide 7 - Open vraag

werkwoord: verbazen
Hij ...... zich over het grote cadeau.
TT
TT

Slide 8 - Open vraag

Verleden tijd
zwakke werkwoorden (klankvaste werkwoorden)

Ik ken de regel van
't  kofschip x

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

werkwoord: beroven
De dief ...... de oude vrouw.
VT

Slide 11 - Open vraag

werkwoord: grazen
De koeien ..... in de wei.
VT

Slide 12 - Open vraag

werkwoord: braden
Ik ..... de gehaktballen.
VT

Slide 13 - Open vraag

werkwoord: reizen
Mijn moeder ..... gisteren met het vliegtuig.
VT

Slide 14 - Open vraag

Sterke werkwoorden = hetzelfde als klankveranderende werkwoorden

Dit zijn werkwoorden die veranderen van klinker (klank) in de verleden tijd:

- lopen wordt liepen
- zwemmen wordt zwommen

Slide 15 - Tekstslide

Werkwoord: gedragen

Bart ...... zich erg goed.
VT

Slide 16 - Open vraag

Werkwoord: kopen

Mijn oma ....... een jurk
VT

Slide 17 - Open vraag

Werkwoord: winnen

Het team .... de wedstrijd.
VT

Slide 18 - Open vraag

Hoe noem je het vetgedrukte woord?
Ik heb met mijn oma gebeld.

Slide 19 - Open vraag

Voltooid Deelwoord van Zwakke werkwoorden
Een voltooid deelwoord begint vaak met
 ge-
maar ook met be- ver- ont- her- etc.
Een voltooid deelwoord eindigt op: 
Zwakke werkwoorden: -t of -d

Slide 20 - Tekstslide

Voltooid deelwoord van BLOZEN

STAP 1

schrijf het wordt ge - op

STAP 2

zet de ik vorm van het werkwoord erachter - ge bloos

STAP 3 

Zit de z van blozen in het 't ex kofschip? Nee, dzet er dan een d achter.

ge bloos d


Slide 21 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van: reizen

Ik ben naar huis ......

Slide 22 - Open vraag

Het voltooid deelwoord van: kloppen

Er werd hard op de deur ......

Slide 23 - Open vraag

Het voltooid deelwoord van: verbazen

Hij was erg ........

Slide 24 - Open vraag

Het voltooid deelwoord van: opplakken

Het jij de plaatsje al ........

Slide 25 - Open vraag

Het Voltooid Deelwoord van sterke werkwoorden

Slide 26 - Tekstslide

TIP!
Gebruik je wisbord!
Maak een zin in de TT, de VT en dan het VD

WERKWOORD: BLAZEN
TT:  Ik blaas de ballon op
VT: Ik blies de ballon op
VD: Ik heb de ballon opgeblazen


Slide 27 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord?
werkwoord: zinken
Ik zink
Ik zonk
Ik ben ..

Slide 28 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
werkwoord: bevriezen
Ik bevries
Ik bevroor
Ik ben ..
Ik haar de ......... kip uit de diepvries

Slide 29 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
werkwoord: drinken
Ik drink
Ik dronk
Ik heb ........
Ik vond het ........... drankje erg lekker.

Slide 30 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
werkwoord: graven
Ik graaf
Ik groef
Ik heb ........
De ....... kuil is erg diep.

Slide 31 - Open vraag

Spelling - week 1- dictee 3
LEES GOED:
Is het tegenwoordige tijd
het voltooid deelwoord
of het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.
1. zwak WW
2. sterk WW
3. sterk WW
4. sterk WW
5. sterk WW
6. zwak WW
7. zwak WW
8. zwak WW

Slide 32 - Tekstslide