Lezen: Les 2

Welkom!

Ga rustig zitten en pak alvast je spullen erbij.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Ga rustig zitten en pak alvast je spullen erbij.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je de vier leesstrategieën toepassen
  • ... kun je de betekenis van onbekende woorden vinden door woordraadstrategieën toe te passen.

Slide 2 - Tekstslide

Leesstrategieën
Afhankelijk van je leesdoel, kies je een strategie:

Oriënterend lezen --> onderwerp vinden
Globaal lezen --> deelonderwerp/kernzaken vinden
Precies lezen --> tekst helemaal begrijpen
Zoekend lezen --> bruikbare informatie vinden

Slide 3 - Tekstslide

Woordraadstrategieën
Als je in een tekst een onbekend woord tegenkomt, kijk je naar de context. Bij het zoeken kun je een strategie inzetten:



1. Zoek een synoniem
2. Zoek een omschrijving
3. Zoek een definitie
4. Zoek een voorbeeld
5. Zoek een tegenstelling
6. Zoek een bekend woorddeel
7. Bekijk de illustratie

Slide 4 - Tekstslide

Synoniem & omschrijving
Synoniem = een ander woord met dezelfde betekenis

Bijv. collectie en verzameling ; vitaal en fit.

Omschrijving = uitleg van de betekenis

Bijv. Jeppe is een optimist: hij bekijkt altijd alles van een positieve kant.

Slide 5 - Tekstslide

Definitie & voorbeeld
Definitie = een vaste, nauwkeurige omschrijving

Bijv. De evenaar is een denkbeeldige lijn die het noordelijk en zuidelijk halfrond van de aarde scheidt.

Voorbeeld = voorbeelden herken je aan woorden als zoals, bijvoorbeeld, denk aan... of een dubbele punt.

Bijv. Dit gerecht bevat onder andere de volgende ingrediënten: knoflook, selderij, tomaten en linzen.

Slide 6 - Tekstslide

Illustratie
Illustraties = plaatjes, foto's, lijstjes, rijtjes of schema's.

Bijv. Dit keurmerk garandeert dat jouw stukje vlees diervriendelijk is geproduceerd.

Slide 7 - Tekstslide

Tegenstelling & bekend woorddeel
Tegenstelling = herken je vaak aan woordjes als 'maar' en 'toch'. Je kunt tegenstellingen maken met verschillende woorden:
- een heel ander woord: sprankelend / saai 
- een voorvoegsel dat 'niet' betekent: sociaal / asociaal, waar / onwaar, actief / inactief.
- een ander voorvoegsel: afname / toename

Bekend woorddeel = bekende woorddelen vind je in: 
  • samenstellingen, bijv. tuinmeubels
  • afleidingen, bijv. ontsluiten (ont- wil zeggen 'het tegenovergestelde), leerzaam (-zaam wil zeggen 'geschikt om').
  • woorden met delen uit een andere taal, bijv. detecteren (van het Engelse 'to detect').

Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen..
  • Onze buurman doet meestal nogal nors, maar zijn vrouw is erg vriendelijk.

  • Aanvankelijk vond ik wiskunde een moeilijk vak en ook mijn klasgenoten snapten er eerst maar weinig van.

  • Vijftig studenten luisterden naar muziek van de componisten
       Beethoven, Vivaldi en Chopin.

Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Je leest en maakt H1, par. 1, opdr. 2 en 4 (p. 11-13). 

Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren toets / lezen.


Slide 10 - Tekstslide