4H thema 7 BS 7

Voedselproductie
4 havo
Thema 7
Basisstof 7
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voedselproductie
4 havo
Thema 7
Basisstof 7

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoelen:
  • Je kunt methodes beschrijven om een optimale voedselproductie te krijgen
  • Je kunt uitleggen hoe insecten resistent worden tegen insecticide
  • Je kunt beschrijven wat accumulatie van gifstoffen in een voedselketen is.

Programma:
  1. Wat weet je nog van ecologie en milieu?
  2. Uitleg: voedselproductie
  3. Zelf werken

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen biotische en abiotische factoren?

Slide 3 - Open vraag

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Nitriet
B
DNA
C
N2
D
Nitraat

Slide 4 - Quizvraag

Hoort het proces waarbij brooddeeg rijst door gist bij de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 5 - Quizvraag

Is klimaatverandering voordelig of nadelig voor de landbouw?
A
Voordelig
B
Nadelig
C
Ligt eraan waar op de wereld je kijkt
D
Geen van beide

Slide 6 - Quizvraag

Noem twee abiotische en twee biotische factoren die invloed hebben op de landbouw. Wees specifiek!

Slide 7 - Open vraag

Noem drie factoren waardoor trofische niveaus steeds kleiner worden in een piramide van biomassa. tip: binas

Slide 8 - Open vraag

Waarom moet je altijd een antibiotica kuur helemaal afmaken?

Slide 9 - Open vraag

Voedselproductie
  • Onze voedselproductie is relatief langzamer dan onze bevolkingsgroei
  • Om onze bevolking van genoeg eten te voorzien is de manier van voedselproductie enorm efficient
  • Grote akkers met monoculturen en grote bedrijven met intensieve veehouderijen zorgen voor een enorme voedselproductie.

Slide 10 - Tekstslide

Voedselproductie
Om de voedselproductie zo efficient mogelijk te maken proberen boeren invloed te hebben op de abiotische en biotische factoren

Abiotische factoren:
  • Mest
  • Extra CO2
  • Kassen

Biotische factoren:
  • Bestrijding van ongedierte

Slide 11 - Tekstslide

Bescherming
Één van de grootste uitdagingen voor boeren: beschermen van hun gewassen en vee tegen ziekten en plagen (insecten, bacteriën en schimmels)

Om gewassen en vee te beschermen maken boeren gebruik van bestrijdingsmiddelen:
  • Chemische bestrijdingsmiddelen
  • Biologische bestrijdingsmiddelen

Slide 12 - Tekstslide

Chemische bestrijdingsmiddellen
Boeren maken vaak gebruik van pesticiden om hun gewassen te beschermen tegen insecten

Er zijn 2 verschillende soorten insecticiden:
  • Niet-soort specifiek (dood alle insecten)
  • Soortspecifiek (dood één specifieke soort)

Wat zijn de voor- en nadelen van beide?

Slide 13 - Tekstslide

Probleem insecticiden: resistentie

Slide 14 - Tekstslide

Probleem pesticiden: Accumulatie
Sommige pesticiden zijn persistent: kan niet of zeer langzaam natuurlijk worden afgebroken

De pesticiden hopen op door de voedselketen heen: Accumulatie

De biomassa neemt af in ieder trofisch niveau, maar de hoeveelheid pesticide blijft gelijk.
Toppredator krijgt hierdoor teveel pesticide binnen en kan hiervan ziek worden.

Slide 15 - Tekstslide

Biologische bestrijding
Gebruik maken van natuurlijke vijanden.

Voorbeeld: sluipwespen om de witte vliegen uit te roeien. De sluipwespen leggen eitjes in de larven van de witte vlieg. De larve van de sluipwesp eten deze van binnen uit op.

Slide 16 - Tekstslide

Een teler heeft last van bladluis op zijn gewas. Hij zet lieveheersbeestjes in om de bladluizen op te eten. Dit is een voorbeeld van?
A
Vruchtwisseling
B
Accumulatie
C
Biologische bestrijding
D
Bio industrie

Slide 17 - Quizvraag

Het niet 2x achter elkaar hetzelfde gewas verbouwen heet:
A
Biologische bestrijding
B
Accumulatie
C
Resistent
D
Vruchtwisseling

Slide 18 - Quizvraag

De accumulatie van persistente giffen in de voedselketen heeft vaak tot gevolg dat...
A
de dieren onderaan de voedselketen het meeste gif in hun lichaam hebben
B
de dieren bovenaan de voedselketen het meeste gif in hun lichaam hebben
C
overal in de voedselketen de dieren ongeveer evenveel gif in hun lichaam hebben.
D
de bodem vergiftigd is

Slide 19 - Quizvraag

Resistentie ontstaat het snelst bij het gebruik van ...
A
Soort specifieke bestrijdingsmiddelen
B
Niet soort specifieke bestrijdingsmiddelen
C
Biologische bestrijding
D
Vruchtwissel

Slide 20 - Quizvraag

Zelf werken
Lezen
BS 7 t/m 'Biologische bestrijding' (blz. 163 t/m 165)

Maken
BS 7 opdr. 57 t/m 60

Kun je:
  • methodes beschrijven om een optimale voedselproductie te krijgen?
  •  uitleggen hoe insecten resistent worden tegen insecticide?
  • beschrijven wat accumulatie van gifstoffen in een voedselketen is?

Slide 21 - Tekstslide

Voedselproductie
4 havo
Thema 7
Basisstof 7

Slide 22 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoelen:
  • Je kunt methodes beschrijven om een optimale voedselproductie te krijgen
  • Je kunt de oorzaken, gevolgen van en enkele oplossingen voor eutrofiëring benoemen

Programma:
  1. Bespreken lastige examenopdrachten
  2. Uitleg: wat is eutrofiëring?
  3. Vragen: gevolgen van eutrofiëring
  4. Zelf werken/rapporten/leren leren

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Bemesting
Planten hebben mineralen nodig:
  • nitraat
  • fosfaat
  • sulfaat
  • natrium
  • kalium
  • calcium

Mineralen verdwijnen uit de grond door uitspoeling, waarbij mineralen wegzakken met regenwater naar diepere lagen in de bodem.

Om de grond weer van genoeg mineralen te voorzien gebruiken boeren kunstmest of stalmest. Bij meer mest dan de planten op kunnen nemen is er sprake van overbemesting.

Slide 26 - Tekstslide

Eutrofiëring
Overbemesting kan leiden tot eutrofiëring van oppervlaktewater. 

Een deel van de mest spoelt met regen van het land af en komt terecht in oppervlaktewater.

De hoeveelheid mineralen in het oppervlaktewater neemt sterk toe






Slide 27 - Tekstslide

Welke organisme nemen het overschot van mineralen in zich op?
A
Planten
B
Klein waterdiertjes zoals insectenlarve
C
Klein visjes en grotere vissen
D
Het wordt niet opgenomen, het zakt naar de bodem

Slide 28 - Quizvraag

Welke waterplanten groeien sneller in aantal als de leefomstandigheden optimaal zijn?
A
Algen (eencellig)
B
Meercellige planten

Slide 29 - Quizvraag

Waarom sterven de andere planten als er teveel algen in de bovenste laag van het water leven?
A
Er zijn te weinig mineralen over voor andere planten
B
Er is te weinig zuurstof over voor andere planten
C
Er is te weinig licht voor de onder de algen levende planten
D
Er is te weinig water over voor andere planten

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het effect van het sterven van alle waterplanten (behalve algen)?
A
Consument van de 1e orde hebben een feestmaal aan de algen
B
Verhoogde activiteit van reducenten waardoor het water zuurstofarm wordt
C
Sterven van consumenten door zuurstofgebrek
D
Sterven van consumenten van de 2e, 3e orde etc. door gebruik aan voedsel

Slide 31 - Quizvraag

Opdracht eutrofiëring
Teken in een groepje van 4 de gevolgen van eutroficatie:
  • minstens 4 stappen van begin van eutroficatie tot aan de totale omslag in het ecosysteem
  • Schrijf erbij wat er in elke stap gebeurt
  • Denk daarbij ook aan de voedselketen/het voedselweb in het ecosysteem
  • Als je klaar bent met tekenen, bedenk dan ook enkele oplossingen

Slide 32 - Tekstslide

Stappenplan eutrofiëring
1. Er is eutrofiëring: teveel mineralen in het water
2. Door deze mineralen kunnen algen snel vermenigvuldigen: waterbloei
3. De laag algen blokkeert de doorgang van zonlicht naar planten op de bodem, waardoor de bodemplanten niet aan fotosynthese kunnen doen. 
4. De bodemplanten gaan dood en worden afgebroken door reducenten, die hierbij zuurstof verbruiken
5. Zonder zuurstof gaan de vissen ook dood. 

Slide 33 - Tekstslide

Veredelen en fokken
Om voedselproductie te verhogen selecteren boeren de planten met de hoogste productie en planten die onderling verder voort. Dit noemen we veredelen (bij planten) en fokken (bij dieren).

Veredelen en fokken worden ook gebruikt om genetische eigenschappen van organismen te veranderen. 


Slide 34 - Tekstslide

Zelf werken
Lezen
BS 7 (blz. 163 t/m 169)

Maken
BS 7 opdr. 57 t/m 66
Klaar? --> Lees BS 8!

Kun je:
  • methodes beschrijven om een optimale voedselproductie te krijgen?
  • de oorzaken, gevolgen van en enkele oplossingen voor eutrofiëring benoemen?
- Rapporten
- hulp bij leren leren

Slide 35 - Tekstslide

Sterke toename van mineralen in het water
Een sterke algengroei in het water
Het selecteren op gunstige eigenschappen en onderling voortplanten van planten
Het ophopen van gifstoffen door de voedselketen
Vorm van bestrijding waarbij gebruik wordt gemaakt van natuurlijke vijanden
Zet de begrippen op de juiste plaats in de tabel.
Veredelen
Eutrofiëring
Waterbloei
Biologische bestrijding
Accumulatie

Slide 36 - Sleepvraag

Autotroof
Heterotroof
Fotosynthese
Afhankelijk van andere organismen voor voedsel
Producenten
Consumenten
Bloedgroenkorrels
Omnivoor, carnivoor, herbivoor
Zelfvoedend; maken energie/voedsel voor hele voedselketen

Slide 37 - Sleepvraag