jongeren 2.4 bij welke groep hoor je

Jongeren

Bij welke groep hoor je?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Jongeren

Bij welke groep hoor je?

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we doen
vragen paragraaf 3?
uitleg paragraaf 4
aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

wat hoort voor jou bij de Nederlandse identiteit?

Slide 4 - Woordweb

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (1)
De plaats waar je vandaan komt. Denk aan mensen die: 

  • in een dorp of juist een stad wonen (Amsterdammers / Rotterdammers). 
  • in een bepaalde provincie wonen (Friezen / Zeeuwen). 
  • afkomstig zijn uit een ander land (Surinamers / Turken).

Slide 5 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (2)
De religie waar je in gelooft. Bijvoorbeeld: 

  • Het katholicisme 
  • De islam 
  • Het jodendom 
  • Het protestantisme 
  • Het boeddhisme

Slide 6 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (3)
Wanneer mensen een gezamenlijk belang of probleem hebben. Bijvoorbeeld:

  • Scholieren
  • Treinreizigers
  • Werknemers
  • Automobilisten

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (4)
Wanneer mensen een gezamenlijke smaak of interesse hebben. Bijvoorbeeld : op het gebied van hobby, muziek of kleding. 

  • Gamers 
  • Sporters 
  • Kookclubs 
  • Skaters

Slide 8 - Tekstslide

Jongerenculturen
Jongerenculturen een groep jongeren met dezelfde waarden normen en gewoonten.
Dit kwam door een stijging van de welvaart en meer vrije tijd onder jongeren.

Slide 9 - Tekstslide

welke jongeren culturen ken je?

Slide 10 - Woordweb

Sociale Cohesie
Sociale cohesie: mensen hebben het gevoel dat ze bij elkaar horen 

Slide 11 - Tekstslide

Negatieve kanten van sociale cohesie?
Als een gemeenschap zo veel sociale cohesie heeft dat anderen worden afgestoten.

- VS: zwarte burgers voelen zich gediscrimineerd door politie

- Kleine dorpen vs. vluchtelingen



Slide 12 - Tekstslide

aan het werk
maak paragraaf 4

Slide 13 - Tekstslide