Hoofdstuk 3 - De samenleving en verschillen | HAVO

Hoofdstuk 3
'de samenleving en verschillen'
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
'de samenleving en verschillen'

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke (sociale) verhoudingen zijn er in dit klaslokaal?
Welke (sociale) verhoudingen zijn er in dit klaslokaal?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat leerde ik vorig hoofdstuk?
  • verschillende aspecten van identiteit
  • wat socialisatie is en hoe dit tot stand komt
  • de functies van socialisatie
  • verschillende elementen van cultuur
  • verschillende soorten culturen en hoe mensen culturen aanleren
Vorig hoofdstuk...

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • wat sociale ongelijkheid is
  • hoe macht en dwang van elkaar verschillen en hoe ze relateren
  • wat gezag is
  • de tegenpolen samenwerking en conflict te begrijpen
Ik leer...
Wat leer ik dit hoofdstuk?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§3.1 sociale ongelijkheid

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid is een situatie waarin verschillen tussen mensen, al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en die leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaarde zaken, van waardering en behandeling.

Slide 7 - Tekstslide

pagina 47
Sociale ongelijkheid
  • verschillen waar een waardering aan verbonden is
  • sociale ongelijkheid is niet altijd discriminatie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid en discriminatie
  • Discriminatie is ongelijke behandeling in gelijke gevallen
  • Niet bij alle vormen van sociale ongelijkheid is sprake van discriminatie

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vier soorten sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid ontstaat bij een ongelijke verdeling van hulpbronnen:
1. economische hulpbronnen; geld en bezit
2. sociale hulpbronnen;  contacten met mensen
3. symbolische hulpbronnen; status en aanzien
4. politieke hulpbronnen; macht en gezag

Slide 11 - Tekstslide

pagina 49
Sleep de soort sociale ongelijkheid naar de juiste afbeelding.
ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen
ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen
ongelijke verdeling van economische hulpbronnen
ongelijke verdeling van politieke hulpbronnen

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sociale mobiliteit
  • jouw plek op de maatschappelijke ladder staat niet vast
  • sociale mobiliteit kan verklaard worden door positie toewijzing of positieverwerving

Slide 14 - Tekstslide

pagina 49
Maatschappelijke ladder
  • De verdeling van de maatschappij in groepen waartussen sociale ongelijkheid bestaat noemen we sociale stratificatie
  • Het ordenen van de sociale lagen resulteert in de maatschappelijke ladder

Slide 15 - Tekstslide

pagina 49
Sociale mobiliteit
Positietoewijzing:
door maatschappelijke oorzaken komt een persoon of groep op een bepaalde plek terecht.
Positieverwerving:
mensen verwerven hun maatschappelijke positie door eigen toedoen, door hun acties. 
In gesloten samenlevingen is er nauwelijks sprake van sociale mobiliteit. 
In een open samenleving hebben mensen meer kansen om sociaal mobiel te zijn.

Slide 16 - Tekstslide

pagina 50
Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit. Is hier sprake van sociale mobiliteit?
Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit. Is hier sprake van sociale mobiliteit?
A
Nee, het gaat hier niet om sociale mobiliteit
B
Ja, via het proces van positietoewijzing
C
Ja, via het proces van positieverwerving
D
Ja, zowel via het proces van positietoewijzing als van positieverwerving

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3 soorten kapitaal
Kansen worden groter wanneer iemand kapitaal heeft. Er zijn drie soorten:
  • economisch kapitaal; (financieel) bezit of hoog inkomen
  • sociaal kapitaal; connecties, netwerken, etc.
  • cultureel kapitaal; culturele competenties, kennis, houdingen, opvattingen en smaak die passen bij hoge sociale posities

Slide 18 - Tekstslide

pagina 51
Hoe heet de institutie die zorgt voor minder sociale ongelijkheid?
Hoe heet de institutie die zorgt voor minder sociale ongelijkheid?

Slide 19 - Open vraag

p. 51
De verzorgingsstaat
De verzorgingsstaat
  • Solidariteit reguleren
  • Ongelijkheid bestrijden
  • Belasting betalen is     solidariteitsregulatie

Slide 20 - Tekstslide

pagina 51
Collectieve en private goederen
Collectieve goederen

Deze goederen zijn non-exclusief:
iedereen mag ervan meegenieten.
vb: schoon water
Private goederen

Deze goederen zijn exclusief:
mensen moeten ervoor betalen. 
vb: een smartphone

Slide 21 - Tekstslide

pagina 52
§3.2 Macht

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Macht
Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de mogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vier machtsbronnen
  1. Affectieve machtsbronnen: gevoel en emoties
  2. Cognitieve machtsbronnen: kennis
  3. Economische machtsbronnen: geld
  4. Politieke machtsbronnen  --> politieke machtsdragers

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke machtsbron heeft Jaap van Dissel?

Welke machtsbron heeft Jaap van Dissel?
A
affectieve machtsbron
B
cognitieve machtsbron
C
economische machtsbron
D
politieke machtsbron

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Machtsbronnen
Gretha Thunberg gebruikt twee soorten machtsbronnen in het volgende filmpje. Welke twee?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 28 - Video

Tip: op youtube kan er Nederlandse ondertiteling worden aangezet als de Engelse ondertiteling te ingewikkeld is.
Je kan stellen dat Gretha twee soorten machtsbronnen gebruikt, welke twee?
Welke twee machtsbronnen gebruikt Gretha Thunberg?

Slide 29 - Open vraag

Antwoord:
Gretha gebruikt affectieve machtsbronnen en cognitieve machtsbronnen
Informele en formele macht
  • Formele macht is vastgelegd in regels of     wetten
  • Informele macht is niet officieel vastgeled

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het dilemma van collectieve actie
  • Als mensen samenwerken om een collectief goed te realiseren is dat collectieve actie

  • Mensen kunnen profiteren van collectieve actie, zonder mee te werken
  • Dit zijn free riders

Slide 31 - Tekstslide

pagina 55



Hoe is de corona pandemie een voorbeeld van het dilemma van collectieve actie?
Hoe is de corona pandemie een voorbeeld van het dilemma van collectieve actie?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan een oplossing zijn voor het dilemma van collectieve actie?
Wat kan een oplossing zijn voor het
dilemma van collectieve actie?

Slide 33 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De oplossing
  • Dwang is de oplossing
  • Een actor met macht kan dwang gebruiken
  • Hoe meer hulpbronnen een actor heeft, hoe meer macht hij of zij heeft

Slide 34 - Tekstslide

pagina 55
§3.3 Gezag

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gezag
Iemand kan zijn gezag ontlenen aan verschillende bronnen:
  • Kwaliteiten
  • Functie
  • Prestaties

Slide 37 - Tekstslide


pagina 56


Op basis waarvan heeft de paus zijn geestelijke gezag ontleend?
Op basis waarvan heeft de paus zijn geestelijke gezag ontleend?
A
Kwaliteiten
B
Functie
C
Prestatie

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

§3.4 Samenwerking en conflict

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Samenwerking
Samenwerking is het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.

Slide 41 - Tekstslide

pagina 58
Wat is nodig voor samenwerking?
Wat is nodig voor samenwerking?

Slide 42 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Samenwerking
3 voorwaarden voor samenwerking
  • compromisbereidheid
  • onderling vertrouwen
  • wederzijdse acceptatie

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conflict
Conflict is een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om de eigen doelen te bereiken.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Karl Marx (1818-1883)
Filosoof
Samuel Huntington (1927-2008)
Politicoloog
Confictbenadering van Marx en Huntington

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de denker naar de juiste opvatting
Conflict wordt veroorzaakt door materiële verschillen tussen de bezittende en de bezitlose klasse
Door sociale en culturele verschillen ontstaat conflict

Slide 46 - Sleepvraag

Pagina 48
Photo credits S. Huntington:
Copyright World Economic Forum (www.weforum.org), swiss-image.ch/Photo by Photo by Peter Lauth - Samuel P. Huntington - World Economic Forum Annual Meeting Davos 2004
Manifeste en latente conflicten
  • Manifest conflict = er wordt openlijk tegengewerkt, het conflict is zichtbaar.
  • Latent conflict = het conflict is subtieler, verborgen.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gemeenschappelijk doel
samenwerking
Eigen doel
conflict
Elkaar tegenwerken
Handelen op elkaar afstemmen

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Link

Optioneel als extra materiaal bij de les

Slide 50 - Link


Optioneel als extra materiaal bij de les


Wat heb je geleerd deze les?
Wat heb je geleerd deze les?

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Wat vind je nog lastig?https://www.youtube.com/watch?v=YmkjIuOTq1g
Wat vind je nog lastig?

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

  • wat sociale ongelijkheid is
  • hoe macht en dwang van elkaar verschillen en hoe ze relateren
  • wat gezag is
  • de tegenpolen samenwerking en conflict te begrijpen
Wat heb ik geleerd?

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van hoofdstuk 3
De samenleving en verschillen

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies