H1.3 les 6 Zuivere stoffen en mengels

H1 Stoffen en materialen
Les 5 
Zuivere stof en mengsels

NOVA 3H H1.3
leg klaar:
schrift
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1 Stoffen en materialen
Les 5 
Zuivere stof en mengsels

NOVA 3H H1.3
leg klaar:
schrift

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de woorden en figuren naar de juiste plek.
kookpunt
smeltpunt

Slide 2 - Sleepvraag

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
C
In een vloeistof zijn de moleculen groter.
D
In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

Slide 3 - Quizvraag

Aceton heeft bij standaard druk een kookpunt van 56 graden en alcohol een kookpunt van 78 graden.

Geef een verklaring op microniveau van dit verschil.
A
De moleculen van aceton trekken elkaar sterker aan dan de moleculen van alcohol.
B
De moleculen van alcohol trekken elkaar sterker aan dan de moleculen van aceton.

Slide 4 - Quizvraag

Suiker heeft op macroniveau een hogere dichtheid dan ijs.
Wat is een verklaring op microniveau voor dit verschil? (meerdere antwoorden zijn juist)
A
Suikermoleculen zijn lichter dan watermoleculen
B
Suikermoleculen zijn zwaarder dan watermoleculen.
C
Suikermoleculen zitten verder van elkaar af dan watermoleculen.
D
Suikermoleculen zitten dichter op elkaar dan watermoleculen.

Slide 5 - Quizvraag

volgende les: experiment
  • Bij de proef moet je vragen beantwoorden. 
  • Je werkt in een duo.
  •  Eind v/d les antwoordblad inleveren -> leraar kijkt na -> geeft tips

Over 2 weken nog een experiment. 
cijfer gemiddelde van EXP1 + EXP2 met weging 1x (PW is 2x of 3x)

Voorbereiding EXP1: bestudeer 1.2 (flitskaarten op NOVA online) + figuur 2 kunnen uitleggen met deeltjesmodel +  aantekeningen 

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen: je kunt...
  • met het deeltjesmodel uitleggen wat het verschil is tussen een zuivere stof en een mengsel
  • met het deeltjesmodel uitleggen wat homogene en heterogene mengsels zijn
  • uit de temperatuurverandering tijdens fase-overgang afleiden of een stof zuiver is of een mengsel (kookpunt/traject, stolpunt/traject)
  • drie typen mengsels benoemen, voorbeelden geven

Slide 7 - Tekstslide

Een zuivere stof is één stof.

Een mengsel is meerdere zuivere stoffen door elkaar.

De meeste stoffen in het dagelijks leven zijn mengsels.


Slide 8 - Tekstslide

Zuivere stoffen en mengsels
  • Een zuivere stof is één soort stof met één soort moleculen, (bijvoorbeeld kristalsuiker of aluminium)
  • Een mengsel is een combinatie van stoffen, met meerdere soorten moleculen.

  • De meeste stoffen die wij gebruiken zijn mengsels.
NOTEER

Slide 9 - Tekstslide

Zuivere stof/ mengsel

Slide 10 - Tekstslide

Scheiden

Mengsels kun je ook weer scheiden in de afzonderlijke stoffen. 

Slide 11 - Tekstslide

ZUIVERE STOF
MENGSEL
kristalsuiker
zonnebloemolie
maiszetmeel
kraanwater
spa blauw
parfum
melk
tandpasta
sportdrank
lucht

Slide 12 - Sleepvraag

Zuivere stof
bij een zuivere stof heb je een: smeltpunt, stolpunt of kookpunt > tijdens de fase-overgang blijft de temperatuur constant

Slide 13 - Tekstslide

Bij een mengsel heb je een smeltpunt en een kookpunt
 -> tijdens de faseovergang blijft de temperatuur constant!
Een zuivere stof wordt rustig verwarmd.

Slide 14 - Tekstslide

Bij een mengsel hebt je een smelttraject en een kooktraject.  ->

tijdens de faseovergang stijgt de temperatuur. 

Een mengsel wordt rustig verwarmd.
Dit komt omdat de moleculen verschillende aantrekkingskrachten hebben.

Slide 15 - Tekstslide

Mengsel

Stoltraject
Mengsel
bij een mengsel heb je een: stoltraject of  > tijdens de fase-overgang is de temperatuur niet constant

Slide 16 - Tekstslide

Bekijk de grafiek hier naast goed. Wat is het stolpunt van deze stof?
A
400 graden
B
250 graden
C
100 graden
D
Kun je niet zeggen

Slide 17 - Quizvraag

extra uitleg
op de volgende dia vind je in de gedeelde les een filmpje waarin de grafieken van een smelt/kookpunt en een smelt/kooktraject nog eens worden uitgelegd

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

Soorten mengsels
Op de volgende dia's krijg je uitleg over zes verschillende soorten mengsels. Maak een tabel in je schrift en vul in:





enzovoort voor alle drie de soorten mengsels
nr.
naam
gemengde stoffen
helder of troebel
homogeen of heterogeen
1
2

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

oplosmiddel met opgeloste vaste stof, vloeistof of gas
1. OPLOSSING
= helder

Slide 22 - Tekstslide

een oplossing is een homogeen mengsel
je kunt de stoffen niet meer afzonderlijk zien
microniveau: als losse moleculen door elkaar 

Slide 23 - Tekstslide

Soorten mengsels
Op de volgende dia's krijg je uitleg over drie verschillende soorten mengsels. Maak een tabel in je schrift. Maak elke rij vier regels lang:






nr.
naam
gemengde stoffen
helder of troebel
homogeen of heterogeen
1
2
3

Slide 24 - Tekstslide

Vaste stof in een vloeistof


2. SUSPENSIE

= troebel

Slide 25 - Tekstslide

een suspensie is een heterogeen mengsel
je kunt de afzonderlijke stoffen in het mengsel zien
microniveau: moleculen zijn niet los, maar als groepjes gemengd

Slide 26 - Tekstslide

nr.
naam
gemengde stoffen
helder of troebel
homogeen of heterogeen
1
Oplossing
vaste stof, vloeistof of gas in oplosmiddel
helder
homogeen
2
Suspensie
vaste stof die niet (geheel) oplost in een vloeistf
troebel
heterogeen
3

Slide 27 - Tekstslide

3. Emulsie
= troebel (als je ze mengt)

twee vloeistoffen die onderling niet goed mengbaar zijn

Slide 28 - Tekstslide

Druppels van de ene vloeistof zweven in de andere vloeistof. Elke druppel bestaat uit heel veel moleculen
een emulsie is een heterogeen mengsel

Slide 29 - Tekstslide

nr.
naam
gemengde stoffen
helder of troebel
homogeen of heterogeen
1
Oplossing
vaste stof, vloeistof of gas in oplosmiddel
helder
homogeen
2
Suspensie
vaste stof die niet (geheel) oplost in een vloeistf
troebel
heterogeen
3
Emul-sie
twee vloeistoffen die onderling niet goed mengen
troebel
heterogeen

Slide 30 - Tekstslide

nog meer soorten mengsels


4. gasmengsel      5. nevel (mist)         6. rook
 
gas + gas
homogeen
fijn verdeelde vloeistof in gas
heterogeen
fijn verdeelde vaste stof in gas
heterogeen

Slide 31 - Tekstslide

ontmengen
emulsie
emulgator
EXTRA
Op de volgende dia's wordt uitgelegd wat een emulgator is en wat het verschil is tussen mengen en een chemische reactie
(zie gedeelde les)

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

uitleg op microniveau
Bij een fase-overgang van een zuivere stof verandert de afstand en de beweging (snelheid) van de moleculen
Bij mengen van twee zuivere stoffen bewegen twee soorten moleculen door elkaar heen 
Bij een chemische reactie verdwijnen de moleculen van de beginstoffen en ontstaan nieuwe moleculen die er eerst nog niet waren (hier komen we later nog op terug).

Op de volgende dia zie je dit met molecuultekeningen weergegeven. 

Slide 34 - Tekstslide


fase overgang
chemische reactie
mengsel

Slide 35 - Tekstslide

Een oplossing is altijd
A
Kleurloos
B
Troebel
C
Helder
D
Wit

Slide 36 - Quizvraag

Een suspensie is een
A
Mengsel van twee vloeistoffen
B
Mengsel van twee vaste stoffen
C
Mengsel van een vloeistof en een vaste stof
D
Een zuivere stof

Slide 37 - Quizvraag

In welke reageerbuis zit een emulsie?
A
Reageerbuis 1
B
Reageerbuis 2
C
Reageerbuis 3

Slide 38 - Quizvraag

Homogeen mengsel
Heterogeen mengsel
Emulsie
Oplossing
Rook
Legering
Suspensie
Vaste stoffen mengsel
Nevel
Gas mengsel

Slide 39 - Sleepvraag

eigen werk

maak
- Op LessonUp H1.3 les 6
-Op NOVA online H1.3 opgave 1, 4, 6 en 7

Slide 40 - Tekstslide

Soorten mengsels     NOTEER
Een oplossing is een helder mengsel van een vaste stof of een vloeistof die opgelost is in een vloeistof.


Een suspensie is een troebel mengsel van een vaste stof die slecht oplost in een vloeistof.
= oplosmiddel

Slide 41 - Tekstslide

Soorten mengsels     NOTEER
Een emulsie is een troebel mengsel van vloeistoffen waarbij kleine druppeltjes van de ene vloeistof verdeeld zijn in de andere vloeistof. 


Slide 42 - Tekstslide

Soorten mengsels
Een mengsel bestaat uit twee of meer stoffen.
Een helder mengsel is homogeen: de stoffen zijn volledig gemengd
Een troebel mengsel is heterogeen: de stoffen zijn niet volledig gemengd.
betekenis fase-aanduidingen:
(s) = solid > vaste stof
(l) = liquid > vloeistof
(g) = gas > gas
Aantekening
rook
(s) + (g)
nevel
(l) + (g)

Slide 43 - Tekstslide

eigen werk
Doorlezen: blz 19 tm 21 (onderstreep, maak aantekeningen)
Leren: de verklaring van figuur 2  en dichtheid en met het deeltjesmodel
Maken: 1.2 opgave  7 en 8 op NOVA max online

Slide 44 - Tekstslide