voltooid deelwoord

het voltooid deelwoord
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

het voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

VD van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en of -n
                 Ik heb heerlijk geslapen.
                 Wij hebben gisteren friet gegeten.
                 Hij heeft het niet gedaan
Bij het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden schrijf je wat je hoort. Hij heeft zijn band geplakt

Slide 2 - Tekstslide

Dus:
Sterke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -(e)n
smelten - smolten: Het ijs is gesmolten.

Zwakke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -t of -d 
maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

Slide 3 - Tekstslide


Weet je niet of een voltooid deelwoord op een –t of –d eindigt, 
  • gebruik de verlengproef (langer maken) 
  • of gebruik ’t ex kofschip

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken voltooid deelwoord
  • Een voltooid deelwoord begint bijna vaak met
      ge–, be-, ver-, ont-
  •  Een voltooid deelwoord eindigt op –en, –t of –d.
  •  Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord.
        De meest voorkomende hulpwerkwoorden zijn : zijn,
        hebben  en worden
  •  het VD staat meestal achteraan in de zin

Slide 5 - Tekstslide

  • een voltooid deelwoord kan ook gebruikt worden als een bijvoeglijk naamwoord. Je  schrijft het dan  zo kort en zo eenvoudig mogelijk

De trui is gebreid - de gebreide trui
Het werkstuk is geprint - het geprinte werkstuk

Slide 6 - Tekstslide

Noteer de werkwoorden:
1. Wat ben je veranderd.
2. Je hebt het zelf uitgekozen.
3. Je wordt gehersenspoeld.
4. Wie heeft dit bedacht?
5. Zij had een koekje gepakt.
6. Hij is jarig geweest.
7. Ik word naar school gereden.

Slide 7 - Tekstslide

         Oefenen

Slide 8 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord:
Heeft je zus haar tas al ... (pakken)?

Slide 9 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik ben gister naar school ... (lopen)

Slide 10 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Het vliegtuig is nog niet ... (landen)

Slide 11 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb het hem gisteren ... (vertellen)

Slide 12 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren hebben wij de hele avond ...(dansen)

Slide 13 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb heel hard ....(rennen)

Slide 14 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren ben ik om vier uur naar huis...(gaan)

Slide 15 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb wel 10 minuten ...(fietsen)

Slide 16 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
De appel wordt in stukjes (snijden)

Slide 17 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen
A
geknutselt
B
geknutseld
C
geknutseld

Slide 18 - Quizvraag

Welk voltooid deelwoord is goed geschreven?
A
onthouden
B
geonthouden

Slide 19 - Quizvraag

Voltooid deelwoord:

pletten

Slide 20 - Open vraag

voltooid deelwoord van
vouwen

Slide 21 - Open vraag

voltooid deelwoord
van raadplegen

Slide 22 - Open vraag

voltooid deelwoord
proeven
A
geproefd
B
geproeft
C
geproeven

Slide 23 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van
aanzetten

Slide 24 - Open vraag

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord van:

ontdooien
A
ontdooid
B
ontdooit
C
geontdooid
D
geontdooit

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag
Hoofdstuk 3
paragraaf 'taalverzorging 2, voltooid deelwoord'

opdracht 1 tot en met 4

Slide 26 - Tekstslide