ET 2019-2 vr 19-24 Mysterieuze paardenziekte

Mysterieuze paardenziekte
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Mysterieuze paardenziekte

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 19 (2p)
 Noteer waaruit blijkt dat de ziekte waarschijnlijk niet erfelijk is.
 Noteer waaruit blijkt dat de ziekte waarschijnlijk niet besmettelijk is.

Slide 2 - Open vraag

maximumscore 2

Uit het antwoord moet blijken dat 
  • het niet uitmaakt of de paarden verwant aan elkaar zijn / de ziekte niet specifiek voor bepaalde paardenrassen is.      1 punt
  • vaak (meerdere paarden uit dezelfde wei ziek worden, maar) paarden die in een aangrenzende wei lopen ongedeerd blijven / niet alle paarden uit dezelfde wei ziek worden.             1 punt
Mysterieuze paardenziekte

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 20 (1p)
Een van de symptomen van atypische myopathie is moeite met ademhalen. Dit wordt veroorzaakt door aantasting van ademhalingsspieren.
Noteer twee groepen ademhalingsspieren.

Slide 4 - Open vraag

maximumscore 1
  • tussenribspieren/middenrifspieren/buikspieren/halsspieren
    indien twee juiste groepen ademhalingsspieren 1 
    indien minder dan twee juiste groepen ademhalingsspieren 0
    Opmerking
    Als de kandidaat binnenste en buitenste tussenribspieren als twee aparte groepen heeft genoemd, het scorepunt toekennen.
Mysterieuze paardenziekte

Slide 5 - Tekstslide

Mysterieuze paardenziekte

Slide 6 - Tekstslide

Mysterieuze paardenziekte
BiNaS 91

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 21 (2p)
 Noteer een van die andere stoffen die de plant opneemt via route 1.
 Noteer een van die andere stoffen die de plant opneemt via route 2.

Slide 8 - Open vraag

maximumscore 2
  • • (route 1:) nitraat/NO3- / ammonium/NH4+ 1 
    • (route 2:) koolstofdioxide/CO2 1
    Opmerking
    Als de kandidaat antwoordt ‘route 1 stikstof, route 2 koolstof’, in totaal 1 scorepunt toekennen.
Mysterieuze paardenziekte

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 22:
Wat is een aannemelijke verklaring voor het verschil in de gemiddelde hypoglycine-A-concentratie tussen de Acer-groep en de Palmata-groep?
A
De genexpressie van genen om hypoglycine-A te maken is bij de soorten in de Palmata-groep lager dan bij de soorten in de Acer-groep.
B
De soorten in de Acer-groep maken meer zaden dan de soorten in de Palmata-groep.
C
De soorten in de Palmata-groep hebben niet benodigde genen om hypoglycine-A te maken, de soorten in de Acer-groep wel.
D
De zaden van de soorten in de Palmata-groep zijn kleiner dan die van de soorten in de Acer-groep.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

23. Geef van elk nummer aan of de betreffende voorouder waarschijnlijk wel of niet hypoglycine kon produceren.
Wel
Niet
2.
1.
3.
4.

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Sofie heeft een paard in een weiland met Spaanse aken (Acer campestre) eromheen. Naar aanleiding van het Wageningse onderzoek vraagt ze zich af of zij haar paard naar een andere wei moet overbrengen om het te beschermen tegen atypische myopathie.
Mysterieuze paardenziekte

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 24 (1p)
Noteer of Sofie haar paard wel of niet moet overbrengen naar een andere wei. Geef hiervoor een argument.

Slide 17 - Open vraag

maximumscore 1
voorbeelden van een juist antwoord:
  • Niet, want de Spaanse aak behoort tot de Platanoidea en die bomen produceren volgens tabel 2 geen hypoglycine.
  • Wel, want er zijn nog te weinig zaden onderzocht om de conclusie te trekken dat Platanoidea-bomen geen hypoglycine produceren.
  • Wel, want het is niet duidelijk welke soorten Platanoidea-bomen zijn onderzocht.
Voor een beslissing met een bijbeh. correct argument: 1 punt



Mysterieuze paardenziekte

Slide 18 - Tekstslide