oefentoets 3

In welke van de volgende gevallen is het burgerlijk procesrecht van toepassing?
A
Bij een geschil tussen een burger en een aansprakelijkheidsverzekering over een uitkering.
B
Bij vervolging van een bedrijf op verdenking van valsheid in geschrifte
C
Bij vervolging van een burger op verdenking van valsheid in geschrifte
1 / 27
volgende
Slide 1: Quizvraag
Burgerlijk ProcesrechtMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

In welke van de volgende gevallen is het burgerlijk procesrecht van toepassing?
A
Bij een geschil tussen een burger en een aansprakelijkheidsverzekering over een uitkering.
B
Bij vervolging van een bedrijf op verdenking van valsheid in geschrifte
C
Bij vervolging van een burger op verdenking van valsheid in geschrifte

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarin verschillen een verzoekschriftprocedure en een dagvaardingsprocedure?
dagvaardingsprocedure
verzoekschriftprocedure
Beschikking
Belanghebbende
Rolrechter
Verzet

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een minderjarige wordt door de rechter onder toezicht gesteld omdat de ouders niet voor het kind kunnen zorgen.

Met welk stuk begint de gerechtelijke procedure?

A
Dagvaarding
B
Verzoekschrift

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De woningbouwvereniging zegt de huur op. De huurder is het niet eens met de opzegging. De woningbouwvereniging begint daarom een procedure.
Wat is de benaming van de woningbouwvereniging in deze procedure?

A
Appellant
B
Eiser
C
Verzoeker

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt de partij aangeduid die in hoger beroep gaat in een civiel proces?
A
Appellant
B
Eiser
C
Geïntimeerde
D
Verweerder

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ambtelijke taak van een gerechtsdeurwaarder in het civiel procesrecht?

A
Incasso van een vordering.
B
Leggen van conservatoir beslag
C
Optreden als gemachtigde

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt het uitbrengen van de dagvaarding door de deurwaarder in een civiel proces ook wel genoemd?

A
Arresteren van de dagvaarding
B
Betekenen van de dagvaarding
C
Beslaan van de dagvaarding
D
Produceren van de dagvaarding

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stuk is afkomstig van de eisende partij in een civiel proces?
A
Conclusie van antwoord
B
Conclusie van dupliek
C
Conclusie van repliek
D
Alle drie de genoemde stukken zijn afkomstig van de eisende partij.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt het genoemd wanneer de gedaagde in zijn conclusie met een tegeneis komt?

A
Comparitie na antwoord
B
Pleidooi
C
eis in reconventie
D
Tussenvonnis

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Harald is ontslagen door zijn werkgever. Harald woont in Vught, maar werkte in de fabriek in Maastricht waar zijn werkgever ook gevestigd is. Harald is het niet eens met het ontslag en dagvaardt de werkgever voor de rechtbank Den Bosch.
Waarom kan de rechter deze zaak niet in behandeling nemen en wat is de uitspraak van de rechter?
Noteer je antwoord en licht je antwoord toe. (2p)

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de benaming van een rechterlijke beslissing in cassatie in een dagvaardingsprocedure?

A
Arrest
B
Beschikking
C
Vonnis

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kat van Koos poept elke dag in de voortuin van buurman Jan. Jan is het zat en legt het geschil voor aan de rechter. De rechter bepaalt dat de kat voortaan binnen moet blijven en zorgt ervoor dat de uitspraak niet wordt opgeschort als Koos in beroep hiertegen gaat.

Hoe heet het als de rechter er voor zorgt dat de uitspraak niet wordt opgeschort door het instellen van een gewoon rechtsmiddel?

A
Dwangsom
B
Rechterlijke machtiging
C
Uitvoerbaarheid bij voorraad
D
gezag van gewijsde

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een rechter doet uitspraak in een dagvaardingsprocedure terwijl de gedaagde niet is verschenen en dus gen conclusie van antwoord heeft ingediend.
Hoe noemt men een dergelijke uitspraak?
A
Een beschikking
B
Een comparitie
C
Een verstekvonnis
D
Een verzetsvonnis

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tegen een vonnis van de rechtbank is geen hoger beroep ingesteld. De termijn is verstreken en de uitspraak is daarmee onherroepelijk oftewel definitief. Hoe noem je dit?

A
Uitvoerbaar bij voorraad
B
Parate executie
C
Kracht van gewijsde
D
Geen van de bovenstaande antwoorden is juist.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Helma uit Zwolle (Rechtbank Overijssel) eist € 28.000,- van Herman uit Groningen (Rechtbank Noord Nederland), vanwege achterstallige huur van een winkelpand te Groningen.
Welke rechter is bevoegd?

A
Civiele kamer Noord Nederland
B
Sector kanton Noord Nederland
C
Civiele kamer Overijssel
D
Sector kanton Overijssel

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iris eist betaling van achterstallig loon. De werkgever betwist de eis.
Wie moet volgens de regels van het procesrecht bewijs leveren?

Licht je antwoord toe. Vermeld het toepasselijke wetsartikel. (2p)

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Iris doet een beroep op haar arbeidsovereenkomst. Wat voor schriftelijk bewijsmiddel is dit?
A
geschrift
B
onderhandse akte
C
authentieke akte

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Marie en Mark hebben een samenlevingscontract vast laten stellen door de notaris. Ze gaan uit elkaar en krijgen een geschil over de verdeling van de auto. Welke bewijskracht heeft het samenlevingscontract als bewijs in een procedure?
A
Dwingend bewijs tegenover iedereen
B
Dwingend bewijs, maar alleen tussen de procespartijen
C
Vrije bewijskracht

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Suze en haar ex-man hebben ruzie over de verkoop van hun huis met een overwaarde van €200.000,-. Suze dagvaardt hem.
Welke rechterlijke instantie is volgens de absolute competentie bevoegd?

A
Civiele kamer van de rechtbank
B
Gerechtshof
C
Sector kanton van de rechtbank

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Egbert stelt dat hij een vordering heeft op Sander van € 1.250,-. Hij heeft Sander geld geleend en dat nooit terug ontvangen. Welk bewijsmiddel mag Egbert aanvoeren?
Geef het meest juiste antwoord.
A
Een bankafschrift waaruit blijkt dat hij € 1.250 heeft overgeboekt.
B
Getuigenverklaringen van twee vrienden die hebben gezien dat het geld is overhandigd.
C
Een geluidsopname van een telefoongesprek waarin Sander om uitstel van betaling vraagt.
D
Alle bovenstaande bewijsmiddelen kunnen worden aangevoerd.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Karel is een goede vriend van de gedaagde. Esther is de ex-echtgenote van de gedaagde en Maria is de nicht van de gedaagde. Alle drie worden ze als getuige opgeroepen.

Wie kan/kunnen zich beroepen op het verschoningsrecht?
Noteer je antwoord. Licht je antwoord toe. (2p)

Slide 21 - Open vraag

op grond van art. 165 lid 2 Rv alleen de ex-echtgenoot. 
Wat wordt bedoeld met griffierechten?
A
De totale kosten van een juridische procedure
B
De vergoeding die de griffier ontvangt voor zijn/haar werkzaamheden.
C
De administratieve die door de rechtbank in rekening worden gebracht als een procedure in behandeling wordt genomen.
D
Advocatenkosten

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarin verschilt een kortgedingprocedure van een normale procedure?
A
In zaken die normaal uitsluitend worden behandeld door de kantonrechter, kan de eiser in kort geding kiezen tussen kantonrechter en voorzieningenrechter.
B
In kortgedingzaken gelden de regels over de relatieve competentie niet en mag je zelf kiezen waar je naar de rechter gaat.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ismaël is bij verstek veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Azar, omdat hij niets van zich heeft laten horen in de procedure bij de rechtbank. Hij is het hier echter niet mee eens.
Welk rechtsmiddel kan hij nu toepassen?


A
Cassatie
B
Herroeping
C
Hoger beroep
D
Verzet

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel tijd heeft iedere partij in een civiel proces om in hoger beroep te gaan?

A
Acht weken
B
vier weken
C
Drie maanden

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt verstaan onder de minuut?
A
Gewaarmerkte kopie van een vonnis
B
Officieel afschrift van vonnis, betekend aan gedaagde
C
Het originele vonnis dat wordt bewaard op de griffie
D
Akte, niet door speciaal ambtenaar opgemaakt

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: Betekening van de dagvaarding gebeurt door de gerechtsdeurwaarder.

Stelling 2: Met betekening van de dagvaarding bedoelen we de officiële uitreiking van de dagvaarding aan gedaagde.

A
Beide stellingen zijn juist.
B
Alleen stelling 1 is juist.
C
Alleen stelling 2 is juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies