Klassikaal Les 5 TIM

Theorie les 4 TIM
Vandaag:
- Verder met H5 (deel over leukemie)
- H6.1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Theorie les 4 TIM
Vandaag:
- Verder met H5 (deel over leukemie)
- H6.1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan beschrijven wat oncogenen zijn en welke factoren kunnen leiden tot het ontstaan ervan.
  • Je kan benoemen uit welke voorlopercellen acute en chronische vormen van lymfatische en myeloïde leukemie ontstaan.
  • Je kan uitleggen waarom een MHC-match en bloedgroepcompatibiliteit belangrijk zijn bij transplantatie.
  • Je kan op basis van een bloedgroepbepaling bepalen welke antigenen en antistoffen de persoon heeft, en hierdoor de bloedgroep.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij over leukemie?

Slide 3 - Woordweb

Leukemie kan ontstaan doordat cellen ongeremd delen: oncogen
  •  proto-oncogen regelt celdeling
  • door mutatie of virussen kunnen oncogenen ontstaan: ongeremde celdeling

Slide 4 - Tekstslide

Leukemie

Slide 5 - Tekstslide

Door oncogenen ontstaat er kanker: cellen blijven ongeremd delen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Hoe kan een differentiatie van witte bloedcellen (diffen) helpen om leukemie bij een patiënt op te sporen?
(geen naam zichtbaar)
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Typen leukemie

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Sleep de cellen waar leukemie begint naar het type leukemie dat erbij hoort
Acute Lymfoïde Leukemie
Chronische Lymfoïde Leukemie
Acute Myeloïde Leukemie
Chronische Myeloïde Leukemie
Myeloïde voorlopercellen
Lymfoïde voorlopercellen
Lymfocyten
Leukocyten van de myeloïde lijn

Slide 13 - Sleepvraag

Door naar H6.1 bloedgroepen!
Een paar van jullie wisten hun bloedgroep niet: al nagevraagd bij je ouders?

Slide 14 - Tekstslide

Orgaantransplantatie
Orgaan van de ene individu overbrengen naar een ander individu.
belangrijk hierbij:
- bloedgroepen moeten hetzelfde zijn
- MHC complex moet (ongeveer) hetzelfde zijn

Slide 15 - Tekstslide

Bloedgroepen AB0-systeem
  • In plasma: regulaire of natuurlijke anistoffen
  • Op de rode bloedcel: A, B, AB of geen antigen.

Slide 16 - Tekstslide

Bloedgroep
A
B
AB
0
Antigen op rode bloedcellen
Antilichamen in plasma
Sleep het antigen en antistof naar het juiste vakje van de bloedgroepen.
A
A
B
B
Anti-A
Anti-A
Anti-B
Anti-B

Slide 17 - Sleepvraag

Rhesusfactor
  • Irregulaire antistoffen als je geen rhesusfactor hebt: je maakt pas de antistoffen aan als je in contact komt met het rhesus antigen.

Slide 18 - Tekstslide

Regulaire en irregulaire antistoffen
  • Regulaire antistoffen heb je al van nature in je lichaam 
  • Irregulaire antistoffen maak je aan als je in contact komt met het antigen.

Slide 19 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen regulaire en irregulaire antistoffen.
(geen naam zichtbaar)
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

Percentage bevolking bloedgroep

Slide 21 - Tekstslide

Welke bloedgroep heb jij (als je het weet)?
A+
A-
B+
B-
AB+
AB-
O+
O-
Weet ik niet

Slide 22 - Poll

Samen oefenen: Bloedgroepbepaling
1. Rode bloedcellen worden getest op aanwezigheid van antigenen A, B of D (rhesus)
2. Rode bloedcellen worden getest op aanwezigheid van antigenen A, B of D (rhesus)

Slide 23 - Tekstslide

Hiernaast de resultaten van de rode bloedcellen van een patiënt dat gemengd is met antistoffen A, B of rhesus. Welke bloedgroep heeft deze patiënt?
A
A+
B
A-
C
B+
D
B-

Slide 24 - Quizvraag

Hiernaast de resultaten van de rode bloedcellen van een patiënt dat gemengd is met antistoffen A, B of rhesus. Welke bloedgroep heeft deze patiënt?
A
A+
B
A-
C
B+
D
B-

Slide 25 - Quizvraag

MHC
  • Alle kernhoudende cellen hebben een MHCI op hun celoppervlak
  • Alle antigeenpresenterende cellen en T-helper cellen hebben MHCII op hun celoppervlak.
  • Je erft deze MHC-genen over van je ouders.
Dit is een soort vingerafdruk: uniek voor een individu.

Slide 26 - Tekstslide

MHC compatibiliteit
  • MHC-moleculen tonen aan afweercellen of een cel eigen is of vreemd, waardoor het immuunsysteem organen kan accepteren of afstoten.
  • Om iemand te vinden die exact dezelfde MHC complexen heeft, is (bijna) onmogelijk.
Daarom slikt iedereen medicijnen tegen afstoting als die een orgaan getransplanteerd krijgt.

Slide 27 - Tekstslide

Waarom is MHC-compatibiliteit belangrijk bij orgaantransplantaties?
A
Omdat MHC alleen antistoffen aanmaakt die infecties bestrijden.
B
Omdat MHC-moleculen alleen invloed hebben op rode bloedcellen en niet op organen.
C
Omdat MHC het immuunsysteem helpt eigen lichaamscellen te herkennen en een vreemd orgaan kan afstoten als de MHC te verschillend is.
D
Omdat MHC alleen aanwezig is op de cellen van de lever.

Slide 28 - Quizvraag

Aan de slag
Wat? Maak de zelfstandige Lesson-Up: Zelfstandig Les 5 TIM.
Hoe? Dit doe je individueel, bij hulp vraag je het eerst je buurman/buurvrouw. Kom je er nog niet uit? Vraag het aan mij
Hoelang? De hele les, op de laatste 10 minuten na.
Uitkomst? Je bent klaar met de zelfstandige LessonUp.
Klaar? Ga verder met je praktijkvoorbereiding voor TIM (praktijkvoorschrift lezen). OF uitwerken van de leerdoelen.

Slide 29 - Tekstslide

Een patiënt heeft antistoffen tegen B in zijn plasma en antigenen A op zijn rode bloedcellen. Welk bloedgroep heeft deze patiënt?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep 0

Slide 30 - Quizvraag

Waarom is een correcte bloedgroep belangrijk bij een orgaantransplantatie?
(naam zichtbaar)

Slide 31 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit welke factoren kunnen leiden tot oncogenen.
(naam zichtbaar)

Slide 32 - Open vraag

Wat heb je geleerd vandaag?
(naam zichtbaar)

Slide 33 - Open vraag