Rekenen - les 8

Eindquiz rekenen 3F
Domein getallen - leerjaar 1
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Eindquiz rekenen 3F
Domein getallen - leerjaar 1

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud les
- Quiz rekenvragen
- Wat moet je allemaal gemaakt hebben?
- Aan de slag in rekenblokken

Slide 2 - Tekstslide

Toets rekenen 3F Getallen
Maandag 8 november 
11.00 - 12.00 uur

Meenemen: laptop + pen

Slide 3 - Tekstslide

1345 - 451 + 155 =
A
1050
B
1051
C
1049
D
949

Slide 4 - Quizvraag

1,4 - 3,2 =
A
2
B
- 1,8
C
- 2
D
- 2,2

Slide 5 - Quizvraag

12,2 + -13,3 =
A
- 1,1
B
1,1
C
0,1
D
- 2,1

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het volgende symbool?

>
A
Kleiner dan
B
Groter dan
C
Gelijk aan
D
Niks

Slide 7 - Quizvraag

Wat staat op nummer 1 van de rekenregels?
A
Wortels en machten
B
Haakjes
C
Optellen en aftrekken
D
Delen en vermenigvuldigen

Slide 8 - Quizvraag

Een recept vraagt om 0,75 liter melk. Hoeveel milliliter is dit?
A
7,5ml
B
75ml
C
7500ml
D
750ml

Slide 9 - Quizvraag

Een doos heeft een lengte van 40 cm, breedte van 25 cm en hoogte van 20 cm.
Wat is de inhoud in liters?
A
25 liter
B
10 liter
C
2 liter
D
20 liter

Slide 10 - Quizvraag

-22 + -25 =
A
47
B
- 47
C
- 53
D
53

Slide 11 - Quizvraag

30 x 0,4 =
A
12
B
1,2
C
120
D
-12

Slide 12 - Quizvraag

1,4 : 0,2 =
A
- 7
B
7
C
0,7
D
1,7

Slide 13 - Quizvraag

Wat staat op nummer 3 van de rekenregels?
A
Wortels en machten
B
Haakjes
C
Optellen en aftrekken
D
Delen en vermenigvuldigen

Slide 14 - Quizvraag

800 : 0,4 =
A
20
B
200
C
2
D
2000

Slide 15 - Quizvraag

1/2 + 3/4 =
A
1,25
B
1
C
0,75
D
0,5

Slide 16 - Quizvraag

1 meter is .... cm
A
10
B
1000
C
100
D
1

Slide 17 - Quizvraag

3 dm is .... cm
A
30
B
3
C
300
D
3000

Slide 18 - Quizvraag

De topvoetballer verdient € 3,6 miljoen in 2 jaar. Hoeveel verdient hij per maand?
A
15.000
B
1,8 miljoen
C
150.000
D
180.000

Slide 19 - Quizvraag

15 mensen winnen samen de hoofdprijs van 4,5 miljoen. Hoeveel ton krijgt een persoon?
A
3 ton
B
2,5 ton
C
4 ton
D
3,5 ton

Slide 20 - Quizvraag

1,4 x 0,5 =
A
7
B
0,7
C
- 7
D
70

Slide 21 - Quizvraag

240 : 0,2 =
A
120
B
1,2
C
12
D
1200

Slide 22 - Quizvraag

2 x (2,90 x 1,10 ) =
A
6,38
B
5,90
C
3,19
D
6

Slide 23 - Quizvraag

Een product kost €120 exclusief btw. De btw is 21%.
Wat is de prijs inclusief btw?
A
€133,0
B
€115,00
C
€145,20
D
€141,00

Slide 24 - Quizvraag

Een verpleegkundige moet 250 ml zoutoplossing verdunnen in de verhouding 1:4 met water.
A
1000ml
B
750ml
C
100ml
D
7500ml

Slide 25 - Quizvraag

Een medewerker begint om 08:15 uur met werken en stopt om 16:45 uur.
Hoeveel uur heeft hij gewerkt?
A
6u 15min
B
8u 30 min
C
7u 30min
D
6u 30min

Slide 26 - Quizvraag

500 gram kaas kost €3,25.
Wat is de prijs per kilo?
A
€9,15
B
€8,25
C
€6,50
D
€8,50

Slide 27 - Quizvraag

Een jas van €89,95 is in de uitverkoop met 30% korting.
Hoeveel betaal je na de korting?
A
€82,97
B
€52,97
C
€42,97
D
€62,97

Slide 28 - Quizvraag

Op een bouwtekening is 1 cm in werkelijkheid 2 meter.
Een muur is op de tekening 6,5 cm lang.
Hoe lang is de muur in werkelijkheid?
A
10 meter
B
8.5 meter
C
12,5 centimeter
D
13 meter

Slide 29 - Quizvraag

In een klas zitten 24 studenten, van wie er 18 geslaagd zijn.
Welk percentage is geslaagd?
A
75%
B
80%
C
60%
D
85%

Slide 30 - Quizvraag

Wat vonden jullie leuk aan de rekenlessen? (tops)

Slide 31 - Open vraag

Wat willen jullie volgende periode graag anders tijdens de les? (tips)

Slide 32 - Open vraag