Feedback geven en ontvangen

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
- Lesdoelen
- Theorie feedback geven
-  Opdracht casus
- Quiz vragen
- Korte video met verwerkingsvragen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Na afloop van de les kan je het verschil tussen positieve en negatieve feedback benoemen
  • Na afloop van de les kan je de regels bij feedback benoemen.
  • Na afloop van de les kan je op basis van een casus de regels van feedback toepassen. 
  • Na de les kan je op basis van een casus de twee niveaus van feedback geven onderscheiden. 

Slide 3 - Tekstslide

Feedback geven
  • Is een boodschap over het gedrag of de prestaties van ander.
  • Het is onmisbaar wanneer je met anderen samenwerkt.
  • Jij moet kunnen zeggen dat het werk van de ander niet in orde is, of juist heel erg goed is.
  • Het geven van feedback kan soms ook onprettig zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Welke positieve en negatieve feedback heb jij gehad op je werk of privéleven?

Slide 5 - Open vraag

Regels bij feedback geven
  •  Benoem het gevoel dat het bij je oproept
  • Benoem feiten
  • Op een goede manier feedback geven.
  • Wees concreet en specifiek
  • Geef feedback op gedrag, niet op de persoon.
  • Gebruik de ik- vorm
  • Kies het juiste moment
  • Vraag of de ander het gedrag herkent. 

Slide 6 - Tekstslide

Op een goede manier
  • Woorden waarin altijd, overal of nooit voorkomen, slaan mis.
  • Bijvoorbeeld: Jij komt altijd te laat op afspraken. Kun jij makkelijk zeggen: Nee hoor, vanmorgen was ik te vroeg en moest ik op jou wachten.
  • Wat kun je wel beter zeggen? 
  • Ik wil even terugkomen op de afspraak die wij gisteren hadden met onze opdrachtgever. Wij moesten toen een kwartier op je wachten. 
  •   Concreet = een kwartier Specifiek = gisteren met onze opdrachtgever

Slide 7 - Tekstslide

Ik- vorm
  • Door de Ik- vorm te gebruiken wordt de boodschap beter overgebracht.

Voorbeeld: Ik vind het vervelend dat je deze week drie keer een flauwe grap over mij hebt gemaakt. Dit heb je naast collega’s gedaan, daarmee heb je mij gekwetst. ( je gevoel, de feiten, en het gedrag).

Slide 8 - Tekstslide

Op het juiste manier en moment
  • Op een juiste moment feedback geven. Wacht bijvoorbeeld niet drie weken, want de ander is het dan misschien al vergeten.
  • Wees beleefd en vraag of de ander het gedrag herkent.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Opdracht: casus
Je werkt als stagiaire in het verpleeghuis. Tijdens de toiletrondes
 voert je collega andere taken uit en/of loopt vaak weg om een praatje te maken met andere collega’s. Hierdoor moet jij de alle bewoners naar het toilet helpen. Je gaat een gesprek met haar aan.
  • Opdracht: Schrijf in 10min op hoe je haar concreet, specifiek en aan de hand van de ik- vorm feedback kan geven. Denk hierbij aan: gevoel, feiten en gedrag. 

Slide 11 - Tekstslide

Feedback op twee niveaus
  1.  Inhoudsniveau: Gaat over de inhoud dus letterlijk wat er wordt gezegd.
  2. Betrekkingsniveau: Hoe iets gezegd wordt en wat de ander daarbij voelt of wat het bij de ander oproept, is in dit geval belangrijker dan de boodschap zelf.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld:
 De vergadering begint over drie minuten. Janna loopt gehaast door de gang, want ze is graag op tijd en ze houdt er niet van als de vergadering te laat begint. In het kantoor naast haar ziet ze Bas en Diederik gezellig kletsen. Die lijken helemaal geen haast te hebben. Ze werpt een blik op haar horloge en zegt: ‘Bijna drie uur hoor, vergaderen!’


Wat is hier de inhoudsniveau?
Wat is hier de betrekkingsniveau?

Slide 13 - Tekstslide

Feedback geven is....
A
Is een boodschap over de persoonlijkheid of prestaties van de ander
B
Is een boodschap over de persoonlijkheid en gedrag van de ander.
C
Is een boodschap over de gedrag of de prestaties van de ander
D
Is een boodschap over de persoonlijkheid

Slide 14 - Quizvraag

Regels bij feedback geven
A
Benoem feiten., Ik- vorm toepassen, geef feedback op de persoonlijkheid en gedrag, geef feedback op het juiste moment.
B
Benoem feiten., Ik- vorm toepassen, geef feedback op gedrag, feedback geven op het juiste moment.

Slide 15 - Quizvraag

Welke antwoordt is juist?
A
Feedback geef je wanneer jou het beste uitkomt. Je kunt feedback geven over twee tot drie weken.
B
Gebruik de woorden zoals altijd, nooit en/ of overal bij het geven van feedback.
C
Als we kijken naar het betrekkingsniveau dan gaat het over hoe een boodschap opgevat moet worden.
D
Binnen de inhoudsniveau gaat het alleen om de belangen van de feedback gever.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Verwerking
  • Wat doet deze fout gegeven feedback met jou?
  • Stel dat het tegen jou gezegd zou worden, hoe zou je dat vinden?

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
  • Vragen?
  • Zijn leerdoelen behaald? 
  • Volgende les: Rollenspellen feedback geven

Slide 19 - Tekstslide