H8D2 - BBL

Waardoor wordt een embryo beschermd tegen stoten?
A
door de navelstreng
B
door de placenta
C
door de vruchtvliezen
D
door de vruchtwater
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Waardoor wordt een embryo beschermd tegen stoten?
A
door de navelstreng
B
door de placenta
C
door de vruchtvliezen
D
door de vruchtwater

Slide 1 - Quizvraag

Welke stof gaat er van het bloed van het embryo
naar het bloed van de moeder.

A
ontlasting
B
urine
C
koolstofdioxide
D
zuurstof

Slide 2 - Quizvraag

Wat gebeurt er
bij de bevruchting?
A
Eicel gaat richting de baarmoeder
B
Kernen van de geslachtscellen versmelten

Slide 3 - Quizvraag

Waar komen de zaadcellen
de eicel tegen?
A
in de baarmoeder
B
in de eileider
C
in de vagina
D
in de zaadleider

Slide 4 - Quizvraag

Wat is ONJUIST
over chromosomen?
A
in je handcel zitten evenveel chromosomen als in je voetcel
B
kinderen krijgen alleen chromosomen van hun moeder
C
je bouwbeschrijving ligt op je chromosomen
D
In de bevruchte eicel zit de hele bouwbeschrijving van een kind

Slide 5 - Quizvraag

Als een man en een vrouw op het juiste moment geslachtsgemeenschap hebben,
kan ontsluiting plaats vinden.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

In de moederkoek worden stoffen uitgewisseld tussen het bloed van het embryo en het bloed van de moeder.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Wat gebeurt er
bij de innesteling?
A
een zaadcel komt een eicel binnen
B
bevructte eicel begint te delen
C
bevruchtte eicel nesteld zich in de baarmoeder
D
bevruchtte eicel nesteld zicht in de eileider

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de nageboorte?
A
een miskraam
B
de placenta
C
de foutus
D
de embryo

Slide 9 - Quizvraag

Je kunt 22 chromosomen van je vader hebben en 24 van je moeder.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Een aangeboren ziekte ....
A
is een erfelijke ziekte
B
is een ziekte waar je aanleg voor hebt
C
ontstaat door een fout in je chromosomen
D
ontstaat bij de geboorte

Slide 11 - Quizvraag

Bij katten bevatten
de zaadcellen 14 chromosomen.
Hoeveel chromosomen
bevatten de eicellen van katten?
A
28 chromosomen
B
14 chromosomen
C
7 chromosomen
D
140 chromosomen

Slide 12 - Quizvraag

In een gezin is
iedereen muzikaal.
A
dit is erfelijk
B
dit is erfelijk aangelegd
C
ze missen geen enkel afdeling van VOICE
D
dan kan helemaal niet

Slide 13 - Quizvraag

Wat gebeurt er tijdens
de ontsluiting?
A
moederkoek word naar buiten geduwd
B
baarmoedermond gaat open
C
kind word naar buiten geduwd
D
vruchtwater vloeit eruit

Slide 14 - Quizvraag

Als een bolletje cellen na bevruchting innesteld heet het .....
A
een embryo
B
een baby
C
een foutes
D
een kind

Slide 15 - Quizvraag

Waar lopen de bloedvaten van het embryo dicht langs de bloedvaten van de moeder?
A
de navelstreng
B
de placenta
C
in het vruchtwater
D
in de baarmoederwand

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebeurt er tijdens
de uitdrijving?
A
baarmoedermond gaat open
B
vruchtwater drijft uit
C
moederkoek komt eruit
D
kind komt eruit

Slide 17 - Quizvraag

Chromosomen
bevinden zich in ....
A
de baarmoeder
B
de celkern
C
het vruchtwater
D
je bloed

Slide 18 - Quizvraag

Bij tijgers hebben zaadcellen 20 chromosomen.
Hoeveel chromosomen hebben de oogcellen van tijgers?
A
20 chromosomen
B
40 chromosomen

Slide 19 - Quizvraag

Als de moeder tijdens haar zwangerschap medicijnen gebruikt, kan het ook bij de embryo terechtkomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag