H4: samenvatting en quiz + H7: Quiz

Planning:
Bespreken oefentoets H7
QUIZ H7
Herhaling H4
QUIZ H4
Oefentoets maken H4
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning:
Bespreken oefentoets H7
QUIZ H7
Herhaling H4
QUIZ H4
Oefentoets maken H4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 4: stoffen
Samenvatting van:
H4.1  Stofeigenschappen
H4.2 Smeltpunt en kookpunt
H4.3 Veilig werken met stoffen
H4.4 Chemische reacties
Quiz

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4.1 Stofeigenschappen
Celcius <=> Kelvin
Deeltjesmodel
Scheidingsmethode

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deeltjesmodel
  • Moleculen van een stof veranderen niet

  • Moleculen van een stof bewegen voortdurend.

  • Moleculen van een stof trekken elkaar aan.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scheidingsmethoden
extraheren:
  • scheiden van stoffen door oplossen van                                                                kleur- geur- en smaakstoffen
filtreren:
  • stoffen scheiden d.m.v. een filter 
  • scheiden op basis van deeltjesgrootte
indampen:
  • een vaste stof wordt uit een vloeistof                                                             gescheiden door de vloeistof te laten verdampen
  • Scheiding op basis van kookpunt

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4.2 Smeltpunt en kookpunt
Temperatuur-tijddiagram
Damp of gas
Koken onder druk

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het smeltpunt/traject en kookpunt/traject van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.

Slide 7 - Tekstslide

Smeltpunt/stolpunt en kookpunt staan in Binas. Het zijn stofeigenschappen. 

In de vloeibare fase ontstaat er ook al waterdamp, dit is wel vele malen minder dan tijdens het koken. 

Als je een vloeistof verwarmt, zal hij bij een bepaalde temperatuur gaan koken. Je ziet dan overal in de vloeistof dampbellen ontstaan. De vloeistof verdampt dan niet alleen aan het vloeistofoppervlak zoals bij ‘gewoon’ verdampen, maar overal in de vloeistof. 

Tijdens het smelten en koken gaat alle energie (warmte) die je in de stof stopt in het smelten of verdampen van de stof. De stof wordt tijdens dit proces dus niet warmer! Hij neemt wél energie op!

Damp of gas?
Wanneer gebruik je het woord damp en wanneer gas?
Damp:
  • Gebruik je voor stoffen die onder normale omstandigheden vloeibaar kunnen zijn (bv water, benzine)
Gas:
  • Gebruik je voor stoffen die bij kamertemperatuur alleen als gas voorkomen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4.3 Veilig werken met stoffen
Veiligheid stoffen & pictogrammen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veiligheid stoffen
Informatie op etiketten!
  • veiligheidspictogrammen (31 & 39)
  • H-zinnen (Hazard) (gezondheidsgevaren)
  • P-zinnen (Precaution)(voorkomen ongelukken)
  • Concentratie stof (tabel40)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4.4 Chemische reactie
Chemische reactie
Reactie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chemische reactie






Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen én er ontstaan nieuwe stoffen.

  • beginstoffen:  De stoffen die bij de chemische reactie verdwijnen
  • reactieproducten:  de stoffen die ontstaan bij een chemische reactie

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende reacties:
- ontleden (altijd 1 beginstof)
water --> waterstof + zuurstof
- verbranding (altijd met zuurstof)
brandstof + zuurstof --> Verbrandingsproducten
- synthese (maken van stoffen)
roesten van ijzer

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4 Stoffen:
Quiz

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt een stof zuiveren. Eigenlijk ben je dan bezig moleculen:
A
schoon te maken
B
te sorteren
C
te mengen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ammoniak heeft een smeltpunt van -78 graden C en een kookpunt van -33 graden C. Wat is de fase van ammoniak bij 20 graden C
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Dat weet je niet a.d.h.v. deze gegevens.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ammoniak heeft een smeltpunt van -78 graden Celsius. Wat is die in Kelvin?
A
-351 K
B
195 K
C
-78 K
D
197 K

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke uitspraak is waar over deze grafiek?
A
Het is een mengsel en is aan het smelten
B
Het is een zuivere stof en is aan het smelten
C
Het is een mengsel en is aan het stollen
D
Het is een zuivere stof en is aan het stollen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vloeistof die snel verdampt. Je zegt dan dat zo'n vloeistof ... is
A
Verdampend
B
Sublimerend
C
Vluchtig
D
Snel

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is een H-zin?
A
Alvorens te gebruiken, de speciale aanwijzingen raadplegen.
B
Houder onder druk: kan openbarsten bij verhitting.
C
Koel bewaren.
D
Contact met de ogen, de huid of de kleding vermijden.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je suiker in je thee oplost is er een...
A
Fase overgang.
B
Chemische reactie.
C
Natuurkundige reactie
D
Geen van allen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande is een chemische reactie?
A
Vlees bakken
B
Water wat ijs wordt
C
Beide zijn een chemische reactie
D
Geen van beide is een chemische reactie

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer een plas water verdwijnt spreek je van een...
A
Fase-overgang.
B
Chemische reactie.
C
Geen van beide.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Brillenglazen beslaan als je in de winter een warme kamer binnenkomt. Je spreekt van een...
A
fase overgang
B
chemische reactie
C
scheikundige reactie

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zinkoxide --> zink + zuurstof
Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbrandingsreactie
B
Een ander soort reactie
C
Ontledingsreactie
D
Geen chemische reactie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H7 Materialen:
Quiz

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewerking is niet verspanend?
A
Zagen
B
Buigen
C
Schaven
D
Boren

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een materiaal zoals een carbonfiber dat bestaat uit kunststof en vezels noem je een ....
A
Metaal
B
Kunststof
C
Composiet
D
Plastic

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de zinnen in de juiste volgorde
Een eindproduct maken uit een halffabricaat
Een halffabricaat maken uit een stof
Grondstoffen uit de natuur halen
Grondstoffen (chemisch) bewerken tot een stof
1
2
3
4

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als ik flesje met cola leeg drink en er daarna water in doe, dan ben ik het flesje aan het ...
A
Recyclen
B
Hergebruiken

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kun je papier maar ongeveer 5x recyclen?
A
Dan is de inkt niet meer uit het papier te krijgen
B
Dan zijn de vezels van het papier te hard geworden
C
Na 5x lost het papier niet meer goed op in water
D
Dan zijn de vezels van het papier te klein geworden

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klaas vindt een plastic fles met een restant onkruidbestrijder. Waar kan hij de fles het beste in gooien?
A
container met gft afval
B
aanhangwagen met allerlei tuinafval
C
klein chemisch afval
D
plastic afval

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorwerp drijft op water. Wat kun je zeggen over de dichtheid van het materiaal die drijft?
A
Dichtheid is 0 g/cm3
B
Dichtheid is tussen 0 en 1 g/cm3
C
Dichtheid is 1 g/cm3
D
Dichtheid is groter dan 1 g/cm3

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een blokje met de afmeting 2,0 cm x 1,0 cm x 3,0 cm. Op de weegschaal staat dat het blokje 51 g is.
Wat is de dichtheid?
A
8,5 g/cm3
B
57 g/cm3
C
0,12 g/cm3
D
45 g/cm3

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een blokje van staal (dichtheid is 7,80 g/cm3). Dat blokje is 170,1 g. Bereken het volume.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je controleren of dat blokje een volume heeft van 21,8 cm3
A
Onderdompelmethode
B
Op de weegschaal
C
In water leggen en kijken of het drijft
D
De lengte, breedte en hoogte meten

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende keer
PTA H4 en H7

Heel veel succes met leren
Heb je vragen, stel ze dan via teams

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies