3KB1 Determineren les 1

PTA 3-1 Waterkwaliteit bepalen en determineren

De toets bestaat uit 2 opdrachten.
1. Je moet kunnen determineren. (Tabel 1)
2. Je moet de waterkwaliteit kunnen bepalen van een sloot of rivier. (Tabel 2A EN 2B)

Succes! VRAGEN? Vinger opsteken



1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

PTA 3-1 Waterkwaliteit bepalen en determineren

De toets bestaat uit 2 opdrachten.
1. Je moet kunnen determineren. (Tabel 1)
2. Je moet de waterkwaliteit kunnen bepalen van een sloot of rivier. (Tabel 2A EN 2B)

Succes! VRAGEN? Vinger opsteken



Slide 1 - Tekstslide

Welkom klas 3

Slide 2 - Tekstslide

Informatie over PTA
De toets bestaat uit 3 opdrachten.
1. Je moet kunnen determineren.
2. Je moet de waterkwaliteit kunnen bepalen van een sloot of rivier.

Vandaag: 
Uitleg opdracht 1 (Determineren hoe doe je dat).
Volgende les: 
Uitleg opdracht 2 en 3. (Waterkwaliteit leren bepalen).



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat betekent Determineren?
  • Determineren is het opzoeken van een organisme. 

  • (Dit doe je met een soort vragenlijst die je stap voor stap doorloopt. Aan het einde kom je erachter wat voor soort dier het is).

  • Zoals jullie geleerd hebben zijn dieren altijd ingedeeld in groepen. Ze zijn (Geordend). 

  • Dieren zijn ingedeeld, zodat je ze makkelijk kan opzoeken. Dit opzoeken van een naam heet determineren.



Slide 5 - Tekstslide

Dit kan door bijvoorbeeld boekjes te gebruiken of kaarten.

Slide 6 - Tekstslide

Wij gaan deze les niet met een boekje werken, maar met een tabel.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom determineren wij?



Om bijvoorbeeld de kwaliteit te kunnen bepalen van een leefgebied.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe weten we of deze sloot nou gezond is?

 

Door te kijken of er veel verschillende dieren inleven.


Slide 9 - Tekstslide

Lesdoel

Jullie weten aan het einde van de les hoe je een determineertabel van organismen kan gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Oefening voor PTA.
Stap 1 : Determineer boekje uitdelen en pen en leegblaadje pakken in schrift.

Stap 2: Klassikaal determineren. (Alle stappen opschrijven).

Stap 3: Zelfstandig 4 dieren determineren. (Alle stappen opschrijven).
(De eerste doen we samen).

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welkom klas 3

Slide 17 - Tekstslide

Informatie over PTA
De toets bestaat uit 3 opdrachten.
1. Je moet kunnen determineren.
2. Je moet de waterkwaliteit kunnen bepalen van een sloot of rivier.

Vandaag: 
Uitleg opdracht 2 en 3. (Waterkwaliteit leren bepalen).



Slide 18 - Tekstslide




Wat is het gevolg voor het leven in deze sloot?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Teeltvrije zone
1.  Wat voorkom je met een teeltvrije zone?
2. Meststoffen zijn voedingsstoffen, deze zijn toch goed voor planten? Waarom is het dan toch slecht voor de sloot?
3. Waarom kunnen er door deze teeltvrije zone meer verschillende dieren in deze sloot leven?

Slide 21 - Tekstslide

Waterpracticum
- Welke dieren er voorkomen en in welke hoeveelheden zegt iets over de kwaliteit van het water.
- Hoe meer variatie hoe schoner het water!

- In dit practicum gaan we biotische en abiotische factoren van een sloot meten en daaruit de waterkwaliteit bepalen
- Klein verslag

Slide 22 - Tekstslide

Ecosysteem
Een ecologische eenheid die bestaat uit een complex systeem van interacties tussen levende groepen (planten, dieren, schimmels en micro-organismen) en de omgeving waarin ze leven. 
Ecosystemen hebben geen vaste grenzen; een meer op zich, een stroomgebied of een volledige regio kunnen beschouwd worden als een ecosysteem.


Slide 23 - Tekstslide

Abiotische en biotische factoren
- Biotische factoren


- Abiotische factoren

Slide 24 - Tekstslide

Abiotische en biotische factoren
- Biotische factoren: Effect van organismen op elkaar


- Abiotische factoren: milieufactor die geen biologische oorsprong heeft

Slide 25 - Tekstslide

Tolerantiegrenzen voor abiotische factoren
Zuurgraad van slootwater

Slide 26 - Tekstslide

Organismen leven op de plek waar de omstandigheden gunstig zijn om te leven. Dit gebied waar de biotische en abiotische omstandigheden gunstig zijn noem je de habitat van een organisme. 

Slide 27 - Tekstslide




Biotische factor met de meeste impact....

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het versterkte broeikas effect?

Slide 30 - Tekstslide

koolstofkringloop

Slide 31 - Tekstslide

Fossiele brandstoffen
Versterkte broeikaseffect veroorzaakt door verbranding fossiele brandstoffen> ontstaan uit planten en dierenresten van miljoenen jaar geleden
Bij verbranding van deze stoffen komt veel meer CO2 vrij dan van nature zou zijn 

Slide 32 - Tekstslide

Natuurlijk/versterkt broeikaseffect
(versterkt) broeikaseffect
Broeikasgevaar

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Extra oefening: Quiz

Slide 35 - Tekstslide

Het organisme heeft geen bladgroenkorrels
A
Planten
B
Bacteriën, dieren of schimmels

Slide 36 - Quizvraag

Het organisme heeft een celkern in alle cellen
A
Bacteriën
B
Planten, dieren of schimmels

Slide 37 - Quizvraag

Het organisme heeft geen celwand om alle cellen
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 38 - Quizvraag

Het dier is symmetrisch
A
eencelligen
B
holtedieren, wormen, stekelhuidigen
C
sponzen
D
weekdieren, geleedpotigen, gewervelden,

Slide 39 - Quizvraag

Het dier is tweezijdig symmetrisch
A
holtedieren
B
stekelhuidigen
C
wormen, weekdieren
D
gewervelden, geleedpotigen

Slide 40 - Quizvraag

Het dier heeft een skelet en is niet lang en dun
A
wormen
B
weekdieren, gewervelden, geleedpotigen

Slide 41 - Quizvraag

Het dier heeft een uitwendig skelet
A
weekdieren
B
gewervelden
C
geleedpotigen

Slide 42 - Quizvraag

Het skelet is een pantser
A
weekdieren
B
gewervelden
C
geleedpotigen

Slide 43 - Quizvraag

Het lichaam is gedeeltelijk opgebouwd uit segmenten
A
duizendpoten
B
kreeftachtigen
C
insecten
D
spinnen

Slide 44 - Quizvraag

Het dier heeft zes poten
A
duizendpoten
B
kreeftachtigen
C
insecten
D
spinnen

Slide 45 - Quizvraag

Slide 46 - Video