hoofdstuk 7 les 1

Zuivere stof
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zuivere stof

Slide 1 - Tekstslide

Zuivere stof of mengsel 
Een zuivere stof bestaat uit 1 stof
Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen

Slide 2 - Tekstslide

Zuivere stof/ mengsel

Slide 3 - Tekstslide

Zuivere stof
Als een stof bestaat uit allemaal dezelfde moleculen, dan noemen we dit een zuivere stof!

                                                         Water



                                                                                                  

Slide 4 - Tekstslide

Alcohol is een zuivere stof en water is een zuivere stof. Als je ze bij elkaar doet krijg je ...
A
een mengsel
B
NIX18
C
een zuivere stof
D
een blok koolstof

Slide 5 - Quizvraag

Een zuivere stof is
A
opgebouwd uit één soort moleculen
B
opgebouwd uit één soort atomen
C
gezond
D
bestaat uit niet meer dan 2 soorten moleculen

Slide 6 - Quizvraag

Kraanwater is een zuivere stof
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een zuivere stof
A
Water
B
Limonade

Slide 8 - Quizvraag

De dichtheid van een stof
= de massa (gram) van 1 cm3 van die stof (g/cm3)
Dichtheid is een stofeigenschap.

Slide 9 - Tekstslide

WELKE STOF-EIGENSCHAPPEN?
STOFEIGENSCHAPPEN:
Fase, kleur, geur, smaak, brandbaarheid, doorzichtigheid, giftigheid, hardheid, kookpunt en smeltpunt.

VORM en HOEVEELHEID (MASSA) zijn dus GÉÉN
stofeigenschappen

Slide 10 - Tekstslide

Het kookpunt is een stofeigenschap.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Is de oplosbaarheid een stofeigenschap?
A
Ja
B
Nee
C
Dat hangt af van de temperatuur

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen stofeigenschap
A
Geur
B
Kleur
C
Smaak
D
Cola

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer blijft iets drijven?
DRIJVEN: De dichtheid van het voorwerp is kleiner dan de dichtheid van water
ZWEVEN: de dichtheid van het voorwerp is gelijk aan de dichtheid van water
ZINKEN: de dichtheid van het voorwerp is groter dan de dichtheid van water


Slide 14 - Tekstslide

Volume (II)
In sommige gevallen kun je het volume ook anders bepalen.                        
                   volume =
 lengte x breedte x hoogte

Slide 15 - Tekstslide

Volume

Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

dichtheid
Dichtheid:
geeft aan wat de stof per volume weegt. (g/cm^3)
                 

Slide 18 - Tekstslide

Fase
Gas
Vloeibaar
Vast

Slide 19 - Tekstslide

fase en faseovergangen.

Slide 20 - Tekstslide

Elke stof heeft zijn eigen smeltpunt en kookpunt:
lager dan smeltpunt:
vaste stof
tussen smeltpunt en kookpunt:
vloeistof
hoger dan kookpunt:
gas 


Slide 21 - Tekstslide

Gevarensymbolen

Slide 22 - Tekstslide

Gevarensymbolen
je m.



Afgesproken symbolen op etiketten.
H (Hazard) zin: geeft aan voor welk gevaar je moet oppassen.
P (precaution) zin: Welke voorzorgsmaatregel moet je nemen.
niet mengen

Slide 23 - Tekstslide


Wat betekent het gevarensymbool?
A
Niet door de wc spoelen
B
Niet mengen
C
Giftige stof
D
Explosief

Slide 24 - Quizvraag


Wat betekent het gevarensymbool?
A
Brandbaar
B
Oxiderend
C
Brandbare stof
D
Sensiliberend

Slide 25 - Quizvraag


Wat betekent dit gevarensymbool?
A
Corrosieve stof
B
Niet mengen
C
Explosief
D
gezondheidsgevaar op de lange termijn

Slide 26 - Quizvraag


Wat betekent dit gevarensymbool?
A
Giftige stof
B
Dodelijk
C
Schadelijk
D
Explosief

Slide 27 - Quizvraag

Verschil tussen chemische reactie en faseovergang

Slide 28 - Tekstslide

Chemische reactie
beginstoffen --->   reactieproducten

Slide 29 - Tekstslide

verbranding
  • Wat is verbranding?
  • = een chemische reactie van een brandstof met zuurstof

  • chemische reactie is een reactie van stoffen waarbij andere stoffen worden gevormd

Slide 30 - Tekstslide

verbranding
chemische reactie van verbranding is:

brandstof + zuurstof ----->   koolstofdioxide en water

Slide 31 - Tekstslide

Wat is GEEN chemische reactie?
A
koken van ei
B
koken van water
C
koken van rijst
D
koken van aardappelen

Slide 32 - Quizvraag

Chemische reactie?
Aardappels koken
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag

Chemische reactie?
Pannenkoek bakken
A
ja
B
nee

Slide 34 - Quizvraag

Chemische reactie?
Suiker in thee doen
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag

Chemische reactie?
Hout zagen
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag

Chemische reactie?
Carbid schieten
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quizvraag

Chemische reactie?
Water koken
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quizvraag

wat is een chemische reactie
A
stoffen veranderen niet
B
stoffen veranderen in een andere stof

Slide 39 - Quizvraag

Chemische reactie?
Smelten van de poolkappen.
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quizvraag

Ontledingsreacties
Één beginstof en meerdere reactieproducten

Thermolyse (ontleden door warmte)
Elektrolyse (ontleden door elektriciteit)
Fotolyse (ontleden door licht)

Slide 41 - Tekstslide

Hoe heet de aantasting van ijzer?
A
Verwering
B
Corrosie
C
Roest
D
Vervalling

Slide 42 - Quizvraag

Corrosie
Aantasten van een metaal door stoffen uit de lucht.
Bij ijzer ontstaat er een ijzer(III)oxide laag. Deze is niet lucht dicht waardoor ijzer verder zal reageren.

Slide 43 - Tekstslide