1.3 Vermogen en energie

1.3 Vermogen en energie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.3 Vermogen en energie

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel: 
Berekeningen met  de formule van het energieverbuik E= P x t  kunnen maken.

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis
Je hebt in de tweede klas al iets over vermogen geleerd.
Noteer op je wisbord wat je hier nog over weet.

Slide 3 - Tekstslide

Vermogen
  • Hoeveel elektrische energie een 
       toestel per seconde verbruikt (watt)
  • Vermogen hangt af van spanning en stroomsterkte
typeplaatje
broodrooster

Slide 4 - Tekstslide

Elektrisch vermogen
De hoeveelheid geleverde energie per seconde.


U is spanning in volt (V)
I is stroom in ampere (A)
P is vermogen in watt (W)
P=UI

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Het maximale vermogen op een groep met een zekering van 16 A.

Slide 7 - Tekstslide

Boven de 3680 W kan de zekering springen, want dan is de stroom groter dan 16 A.

Slide 8 - Tekstslide

Elektrische energie



P is vermogen in watt (kW)     van W naar kW delen door 1000
t is tijd in uren (h)     van minuten naar uren delen door 60 
E is energieverbruik in kilowattuur (kWh)
E=Pt

Slide 9 - Tekstslide

Een oud en nieuw model energiemeter

Slide 10 - Tekstslide

Wat is 1 kWh ?
1 kilowattuur is het energieverbruik als een apparaat met een vermogen van 1 kiloWatt 1 uur aanstaat. Dit kost c.a. € 0,25

Een vermogen van 2 kW  een half uur kan natuurlijk ook

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

De powermonitor
Hierop kun je o.a. vermogen, spanning, stroomsterkte, energieverbruik direct aflezen.

Slide 14 - Tekstslide

Belang lesdoel
Bereken wat een apparaat aan energie kost per jaar.
Geld besparen door juiste aanschaf.
Hoger cijfer doordat formules veel punten opleveren bij toetsen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Bereken het vermogen van elk lampje (als het op de juiste spanning brandt).

Slide 20 - Tekstslide

Hakim doet een proef met een verwarmingselement (een stuk weerstandsdraad dat met plastic geïsoleerd is). Met zo'n element kun je het water in een bekerglas verwarmen.

In de figuur in de volgende dia zie je Hakims proefopstelling. De spanningsmeter geeft 11,5 V aan, de stroommeter 1,9 A.
Bereken het vermogen van het verwarmingselement.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

In een huiskamer branden 's avonds van 19.00 tot 23.00 uur:
– vier lampen van 10 W;
– twee lampen van 15 W;
– één lamp van 25 W.
a Bereken hoeveel elektrische energie deze lampen samen per avond verbruiken.

b Bereken de kosten.

Slide 23 - Tekstslide

vier lampen van 10 W:
P = 40 W = 0,04 kW   t = 4 h    E = P ∙ t  = 0,04 ×4 =0,16kWh 

twee lampen van 15 W:
 
P = 30 W = 0,03 kW
    t = 4 h   E = P   t  = 0,03 × 4 
= 0,12 kWh

één lamp van 25 W:
P = 25 W = 0,025 kW  t = 4 h   E = P ∙ t 
= 0,025 × 4
   = 0,1 kWh 

 
Samen gebruiken de lampen:
  0,16 + 0,12 + 0,1 = 0,38 kWh

E = P tot x tot = 0,095 kW x 4 h = 0,38 kWh  (kost €0.095)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Ayse gebruikt de magnetron om het eten op te warmen.
De magnetron gebruikt een stroomsterkte van 3 A.
Bereken het vermogen van deze magnetron.

Slide 26 - Tekstslide

Uitwerking magnetron
Geg: U = 230 V (netspanning)
I = 3 A

Gevr: P
Opl: P = U x I 
P = 230 x 3 = 690 W

Slide 27 - Tekstslide

Ayse moet een maaltijd een kwartier in de magnetron doen.

a Bereken hoeveel energie de magnetron van 690 W  in die tijd verbruikt in kWh.

b Bereken de kosten als 1 kWh 22 cent kost.

Slide 28 - Tekstslide

Uitwerking
Geg P= 690 W
t = 15 minuten = 0,25 h

Gevr:E in kWh en de kosten
E = P x t 
E = 0,69 kW x 0,25 h = 0,17 kWh
Kosten:   0,17 x 22 = 3,7 cent

Slide 29 - Tekstslide