1.3 Vermogen en energie

1.3 Vermogen en energie
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.3 Vermogen en energie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het  vermogen van een apparaat.
  • Je kunt berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
  • Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten.
  • Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
  • Je kunt berekenen hoeveel je voor verbruikte elektrische energie moet betalen.

Slide 2 - Tekstslide

Vermogen
  • Hoeveel elektrische energie een 
       toestel per seconde verbruikt (watt)
  • Vermogen hangt af van spanning en stroomsterkte
typeplaatje
broodrooster

Slide 3 - Tekstslide

Elektrisch vermogen
De hoeveelheid geleverde energie per seconde.


U is spanning in volt (V)
I is stroom in ampere (A)
P is vermogen in watt (W)
P=UI

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Het maximale vermogen op een groep met een zekering van 16 A.

Slide 6 - Tekstslide

Boven de 3680 W kan de zekering springen, want dan is de stroom groter dan 16 A.

Slide 7 - Tekstslide

Elektrische energie



P is vermogen in watt (kW)     van W naar kW delen door 1000
t is tijd in uren (h)     van minuten naar uren delen door 60 
E is energieverbruik in kilowattuur (kWh)
E=Pt

Slide 8 - Tekstslide

Wat is 1 kWh ?
1 kilowattuur is het energieverbruik als een apparaat met een vermogen van 1 kiloWatt 1 uur aanstaat. Dit kost c.a. € 0,25

Een vermogen van 2 kW  een half uur kan natuurlijk ook

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Uitwerking magnetron
Geg: U = 230 V (netspanning)
I = 3 A

Gevr: P
Opl: P = U x I 
P = 230 x 3 = 690 W

Slide 12 - Tekstslide

Oefenopgave
Ayse moet een maaltijd een kwartier in de magnetron doen.

a. Bereken hoeveel energie de magnetron van 690 W  in die tijd verbruikt in kWh.

b. Bereken de kosten als 1 kWh 22 cent kost.

Slide 13 - Tekstslide

Uitwerking
P= 690 W
t = 15 minuten = 0,25 h

E in kWh en de kosten
E = P x t 
E = 0,69 kW x 0,25 h = 0,17 kWh
Kosten:   0,17 x 22 = 3,7 cent

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
1.3 opdracht 1 t/m 12

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het  vermogen van een apparaat.
  • Je kunt berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
  • Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten.
  • Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
  • Je kunt berekenen hoeveel je voor verbruikte elektrische energie moet betalen.

Slide 16 - Tekstslide