Thema 2 en Thema 3 - Voortplanting + Erfelijkheid en evolutie
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welk orgaan produceren zaadcellen
A
Teelbal
B
Bijbal
C
Prostaat
D
Zaadblaasjes
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Waar vindt de bevruchting van een eicel plaats?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Eierstok
D
Vagina
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Meiose maakt geslachtscellen. Hoeveel chromosomen bevat een geslachtscel van een mens?
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Een gen bestaat uit twee verschillende ....
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Het genotype verandert ...
A
Nooit
B
Altijd
C
Nooit behalve bij een mutatie
D
Altijd en tijdens mutaties
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Iemand heeft de volgende allelen voor krullend haar: Aa
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
D
Heterozygoot dominant
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Een intermediair fenotype ontstaat alleen als beide allelen ...... zijn
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
F1 zijn de kinderen van?
A
Gen F2
B
Gen P
C
Geslachtscellen
D
F1
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Zorgt voor exact hetzelfde DNA en dus genotype en fenotype
Zorgt voor veel variatie in DNA en dus genotype en fenotype
Geslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 33 - Sleepvraag
Slide 34 - Tekstslide
Een mutatie wordt doorgegeven aan je kind. In welke cellen zat deze mutatie
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
Slide 35 - Quizvraag
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Een paard krijgt een kind met een ezel. Dat kind is zelf NIET vruchtbaar. Behoren ze tot 1 soort?
A
Zelfde soort
B
Ander soort
Slide 39 - Quizvraag
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Wie heeft gelijk? leerling 1 zegt: Natuurlijke selectie is wanneer een dier zich het beste aanpast aan de omgeving. Leerling 2 zegt: Het dier dat per toeval het best is aangepast aan het milieu zal de grootste overlevings en voortplantingskans hebben.
Slide 43 - Open vraag
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Tekstslide
Slide 47 - Tekstslide
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Tekstslide
Hoe noem je een genetisch gemodificeerd organisme?