U3: 3.2 Lire + herh vouloir/pouvoir

vendredi
le 19 janvier
je trouve que.....
Na deze les kun je je mening over de les geven met een positieve of een negatieve uitspraak.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

vendredi
le 19 janvier
je trouve que.....
Na deze les kun je je mening over de les geven met een positieve of een negatieve uitspraak.

Slide 1 - Tekstslide

Le programme
  1. 5 présentations
  2.  Lire p. 85: ensemble ex. 3 : qu'est-ce que c'est?
                                                 ex 5  : lire et écouter
  3. Les devoirs
  4. Check out
  5. eventueel vouloir/pouvoir herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Je trouve que la classe de français a été...
nul
formidable
intéressant
horrible
marrant

Slide 3 - Poll

Les devoirs
Pour la semaine prochaine
Leren:
Apprendre 1 op p. 110
de uitdrukkingen van exercice 3 (p. 85)
Maken: ex. 4A, B, C, D
                        5 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Ik ken de werkwoorden vouloir en pouvoir
heel goed
goed
beetje
uhm...welke werkwoorden???

Slide 6 - Poll

vouloir en pouvoir:
dit weet ik nog van
de betekenis...

Slide 7 - Woordweb

Pouvoir (= kunnen, mogen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
voltooid deelwoord
pu
dus in de passé composé: j'ai pu - ik heb gekund

Slide 8 - Tekstslide

Vouloir (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je veux
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
voltooid deelwoord
voulu
dus in de passé composé: j'ai voulu - ik heb gewild (ik wilde)

Slide 9 - Tekstslide

Je veux
Tu veux
Il veut
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 10 - Sleepvraag

Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 11 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Elle (pouvoir)
A
peux
B
veux
C
peut
D
veut

Slide 12 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Vous (vouloir)
A
pouvons
B
pouvez
C
voulons
D
voulez

Slide 13 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Ils (pouvoir)
A
peut
B
peuvent
C
veut
D
veulent

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de passé composé van VOULOIR?
A
nous avons vu
B
nous avons voulu
C
elle a voulu
D
b en c zijn beide goed

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de passé composé van POUVOIR?

A
tu as pu
B
tu as peux
C
nous avons peux
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 16 - Quizvraag

Als je wilt vragen of iets mag, gebruik je het werkwoord

Slide 17 - Open vraag

Als je iets heel beleefd wilt vragen gebruik je de beleefdheidsvorm: "je..... "

Slide 18 - Open vraag

Le programme
  1. Répéter vouloir et pouvoir
  2.  Lire p. 85: ensemble ex. 3 : qu'est-ce que c'est?
                                                 ex 5  : lire et écouter
  3. Les devoirs
  4. Check out

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video