3QA - blok 4 - La vie en France - week 4

Bienvenue! Le planning d'aujourd'hui:
premier cours:
  • mening geven en français

deuxième cours:
  • bijvoeglijk naamwoord
  • bijwoord 

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue! Le planning d'aujourd'hui:
premier cours:
  • mening geven en français

deuxième cours:
  • bijvoeglijk naamwoord
  • bijwoord 

Slide 1 - Tekstslide

Planning

week 1
week 2
week 3
week 4
week 5
18 maart
week 6
28 maart
il faut
Tu vois le chateau?
Je le vois
trappen van vergelijking
bijv nmw
verleden-heden-toekomst
alles inleveren voor feedback
inleveren portfolio
SO
&
inleveren
guide d'ados

bufferweek (mondeling)

Slide 2 - Tekstslide

PO = Guide d'ados
Geef info over een regio van Frankrijk:
2 teksten (havo) / 3 teksten (vwo)

&

Geef je mening
Décrit où tu as été en France et donne ton opinion.

Slide 3 - Tekstslide

Donne ton opinion
Ik ben geweest = ....

Slide 4 - Tekstslide

Donne ton opinion
Ik ben geweest =

j'ai été
Waar?

Slide 5 - Tekstslide

Donne ton opinion
Ik ben geweest =

  • j'ai été à Paris
  • j'ai été en Normandie
  • j'ai été en Normandie dans un petit village qui s'appelle ....

Waar?

Slide 6 - Tekstslide

Donne ton opinion
Ik ben geweest =

  • j'ai été à Paris
  • j'ai été en Normandie
  • j'ai été en Normandie dans un petit village qui s'appelle ....

Waar?
Beschrijf waar je bent geweest.

Slide 7 - Tekstslide

Donne ton opinion
Ik ben geweest =

  • j'ai été à Paris en 2021
  • j'ai été à Paris l'année dernière
  • j'ai été à Paris pendant les vacances d'été en août 2021 

Wanneer?

Slide 8 - Tekstslide

Donne ton opinion
Ik ben geweest =

  • j'ai été à Paris en 2021
  • j'ai été à Paris l'année dernière
  • j'ai été à Paris pendant les vacances d'été en août 2021 

Wanneer?
Vul je zin aan met periode.

Slide 9 - Tekstslide

Donne ton opinion
Wat heb je gedaan?

  • J'ai nagé et j'ai bronzé
  • J'ai fait du ski / j'ai fait du shopping
  • J'ai visité un château / un musée

Wat?

Slide 10 - Tekstslide

Donne ton opinion
Wat heb je gedaan?

  • J'ai nagé et j'ai bronzé
  • J'ai fait du ski / j'ai fait du shopping
  • J'ai visité un château / un musée

Wat?
Beschrijf wat je hebt gedaan.

Slide 11 - Tekstslide

Donne ton opinion
Wat vond je leuk / niet leuk?
  • J'aime les crêpes de Bretagne.       
  • J'adore les crêpes de Bretagne, mais je préfère les huitres.
  • Je détèste les promenades dans les montagnes
  • Je suis tombée amoureuse de la région.



Wat vond je?
aimer
adorer
préférer
détester

Slide 12 - Tekstslide

Donne ton opinion
Wat vond je leuk / niet leuk?
  • J'aime les crêpes de Bretagne.       
  • J'adore les crêpes de Bretagne, mais je préfère les huitres.
  • Je détèste les promenades dans les montagnes. 
  • Je suis tombée amoureuse de la région.
Vul je tekst aan.
aimer
adorer
préférer
détester
Wat vond je?

Slide 13 - Tekstslide

Donne ton opinion
Gebruik trappen van vergelijking

  • Le camping est moins propre qu'en Allemagne. 
  • Les macarons en France sont meilleurs qu'aux Pays Bas. 
  • La plage là-bas est la plus belle du monde. 

Vergelijk
Vul je tekst aan tot 50-75 woorden

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Caroline est une ……… fille ………                                     (sportif)
  • Dans la montagne, il y a des ……… routes ………       (dangereux)
  • L’histoire de France ? C’est une ……… histoire ……… (long)
  • Il y a beaucoup de ……… séries ……… sur Netflix      (nouveau)



Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Caroline est une fille sportive                                      (sportif)           
  • Dans la montagne, il y a des routes dangéreuses (dangereux)  
  • L’histoire de France ? C’est une longue histoire     (long)
  • Il y a beaucoup de nouvelles séries sur Netflix       (nouveau)


Slide 16 - Tekstslide

Bijwoord
Les enfants sont libres.


Les enfants marchent librement dans la rue.

Slide 17 - Tekstslide

Bijwoord of bijvoeglijk nw?
  • La voiture roule .....                              (langzaam = lent)
  • Le voiture est ....                                    (langzaam = lent)
  • Elle arrive ...... à l'heure                      (precies = exact)
  • Il a une ...... voiture                               (oud = vieux)
  • .... je vais à la fête!                                (natuurlijk = naturel)

Slide 18 - Tekstslide

Bijwoord of bijvoeglijk nw?
  • La voiture roule lentement                     (langzaam = lent)
  • Le voiture est lente                                    (langzaam = lent)
  • Elle arrive exactement à l'heure          (precies = exact)
  • Il a une vieille voiture                                 (oud = vieux)
  • Naturellement je vais à la fête!             (natuurlijk = naturel)

Slide 19 - Tekstslide

CHECK de grammaire-uitleg op Classroom!

Slide 20 - Tekstslide

  1. Vul je tekst aan met bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden.  (5 min)

  2. Wissel  je tekst uit met je buurman en geef feedback  (5 min)

  3. Typ je verbeterde tekst in Word en plaats het op Classroom
    (bij WEEK 3: inleveren voor feedback)

Slide 21 - Tekstslide

les devoirs
  • portfolio t/m week 4 afgerond
  • min. 1 thema geschreven voor le guide d'ados

 

Slide 22 - Tekstslide