(In)formeel en dubbele medeklinker

Formeel en Informeel
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Formeel en Informeel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies


A
Formeel
B
Informeel

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Formeel
B
Informeel

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Formeel
B
Informeel

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Formeel
B
Informeel

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met vriendelijke groet,
je
Groetjes
Akkoord gaan
Oké?
Formeel
Informeel

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sollicitatiegesprek
A
Formeel
B
Informeel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Groetjes!
A
Formeel
B
Informeel

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoogachtend,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met vriendelijke groet is formeler dan hoogachtend.
A
niet waar
B
waar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk uit joh!
Dit is formeel/informeel
A
formeel
B
informeel

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoi Lianne,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beste meneer,

A
informeel
B
formeel

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij schrijven zo weinig mogelijk tot geen zinnen beginnen met: 'Ik..'
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Informeel en formeel taalgebruik

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar te oefenen op NuNederlands?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klanken - dubbele medeklinker?
Verschil tussen horen en schrijven.

Op aanvraag van de studenten

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Korte en lange klanken
-  Met klinkers kun je lange en korte klanken maken.

Korte klanken: bank, bed, post, vis
Lange klanken: kaart, feest, stuur
Combinatie: lantaarn, kantoor, alleen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte of lange klanken?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn allemaal korte klanken?
A
gat, dun, doos
B
bot, oor, fris
C
met, lap, vol
D
mos, muur, flap

Slide 26 - Quizvraag

Lange klanken:
A: waar
B: oor
D: muur
lange klanken
aa      ee 
oo      uu

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn lange klanken?
A
beer, vis
B
loop, strik
C
strik, vis
D
loop, beer

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn allemaal korte klanken?
A
bot, mond
B
knop, hoor
C
koor, gok
D
vos, spoor

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zo schrijf je korte en lange klanken



- een korte klank schrijf je met één klinker
- een lange klank schrijf je met twee klinkers
- als de lange klank aan het einde van een lettergreep staat, schrijf je hem met één klinker

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: Lange klanken 

Als je aan het eind van een lettergreep een lange klank hoort: aa, ee, oo, uu gebruik je daar maar één letter voor.
Voorbeelden:

kaamer - kamer
beeren - beren
boomen - bomen
buuren - buren


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud -> -en
Meestal komt er: - en achter het woord als je meervoud maakt.

Let wel op de spelling van lange en korte klank - woorden : boom - bomen
roos - rozen
bos - bossen
golf - golven!!!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling tussenletter
1) bij een lange klank in het hele werkwoord moet de klinker verdubbelen --> Koken    Kook 
2) de stam mag nooit op een V of Z eindigen dit wordt dan een F of S
3) de stam mag nooit op 2 medeklinkers eindigen
wokken  --> wokk  --> wok

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ma-nnen
1. kort, dus 1 A
2. kort, dubbele medeklinker. 
Anders staat er maaaaanen


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klemtoon-woorden
klemtoon op de 'i'? --> dubbele medeklinker
(slikken - mikken - verstikken)

Klemtoon NIET op de 'i'? --> enkele medeklinker
(haviken - perziken - monniken)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar te oefenen op NuNederlands?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies