Economie les

Ruilen over tijd H2
door Merlina Leffers, Fabiën Brinkman, Wouter Heeremans en Chloë ten Wolde
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ruilen over tijd H2
door Merlina Leffers, Fabiën Brinkman, Wouter Heeremans en Chloë ten Wolde

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 2.1
Inkomsten en uitgaven van de overheid

Slide 2 - Tekstslide

Directe belastingen
Indirecte belastingen
Belastingen over winst, inkomen en vermogen die direct aan de overheid worden afgedragen
Kostprijsverhogende belastingen die via de aankoop van producten en diensten indirect aan de overheid worden afgedragen

Slide 3 - Tekstslide

Directe belasting
Indirecte belasting
Geen belasting
Accijns
Btw
Snelheids-boetes
Vennootschaps-belasting
Gasbaten

Slide 4 - Sleepvraag

Sociale premies
Premies die geheven worden in verband met de sociale verzekeringen
Voorbeelden van sociale verzekeringen zijn de AOW, de Algemene nabestaandenwet en de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.

Slide 5 - Tekstslide

Begrotingstekort

Staatsschuld
Een begrotingstekort ontstaat als de overheid meer geld uitgeeft dan ze ontvangt. Andersom heb je ook een begrotingsoverschot
De staatsschuld is het totaal van de schulden van de centrale overheid, ofwel het Rijk. De overheidsschuld is nog hoger en bevat ook de schulden van de lagere overheden en de sociale verzekeringsintstellingen.

Slide 6 - Tekstslide

Verandering staatsschuld
Financieringssaldo
Het saldo van het begrotingstekort min de aflossingen. Dat is hier 5 miljard - 3 miljard = 2 miljard.

Slide 7 - Tekstslide

Publieke schuld

Private schulden
De schulden van de overheid noem je de publieke schuld. Op de afbeelding zie je de verandering van de staatsschuld (per Nederlander)
De schulden van gezinnen en bedrijven noem je private schulden

Slide 8 - Tekstslide

Stabiliteits- en groeipact
  • Begrotingstekort van de overheid niet hoger dan 3% van bbp
  • Staatsschuld lager dan 60% van bbp
Of de staatsschuld moet een daling in die richting vertonen. De staatsschuld als percentage van het bbp noem je de staatsschuldquote

Slide 9 - Tekstslide

  • De overheid kan door zich open te stellen voor afspraken met grote bedrijven over lagere belastingtarieven toch meer meer belastinginkomsten binnenkrijgen. Geef hiervoor 2 oorzaken.
  • Welk gevaar loopt de overheid als er te grote verschillen ontstaan in vennootschapsbelasting per bedrijf in Nederland?
  • Wat zou socialist Ed Groot zo schandalig vinden aan deze afspraken?
timer
7:00

Slide 10 - Tekstslide

1. De overheid kan ondanks afspraken over lagere belastingtarieven, toch meer belastingen innen, omdat:
-Grote multinationals zich anders hier helemaal niet zouden vestigen.
-BTW wordt ontvangen over de door de multinationals verkochte producten.
-Loon-en inkomstenbelasting van werknemer worden ontvangen.
-minder uitkeringen voor werklozennodig zijn.
2. Gevaar als er te grote verschillen ontstaan in vennootschapsbelasting per bedrijf, is dat bedrijven die niet in aanmerking komen voor een regeling kunnen in opstand komen wegens oneerlijke concurrentie en naar de rechter stappen.
3. Als socialist staat hij voor meer gelijkheid en spreekt zich uit tegen de misbruik van marktmacht van grote spelers.

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf 2.2
Sociale zekerheid

Slide 12 - Tekstslide

Stelsel van sociale zekerheid
Sociale voorzieningen zijn voorzieningen in de vorm van uitkeringen betaald uit belastinggeld. Deze voorzieningen zijn bedoeld voor mensen die geen inkomen hebben en geen uitkering krijgen via de sociale verzekeringen.
Volksverzekeringen zijn bedoeld voor iedereen. De belangrijkste is de AOW. Andere voorbeelden zijn de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Wet langdurige zorg (Wlz)
Sociale verzekeringen zijn uitkeringen die betaald worden via het omslagstelsel. Je kunt ze in twee catogoriën opdelen: Volks- en werknemersverzekeringen.
Werknemersverzekeringen verzekeren werknemers tegen inkomensverlies bij ziekte (Ziektewet), werkloosheid (Werkloosheidswet) en deels arbeidsongeschiktheid (Wet inkomen naar arbeidsvermogen).
  • Participatiewet: Met deze wet wil het kabinet dat mensen met bijstand of handicap sneller en gemakkelijker aan het werk gaan
  • IAOW: Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
  • IOAZ: Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk gewezen zelfstandigen.
  • Tw: Toeslagenwet
  • AKW: Algemene Kinderbijslagwet
Werkenden nu betalen premies, in diezelfde periode worden de premies gebruikt om de uitkeringen van bijvoorbeeld de AOW te betalen.

Slide 13 - Tekstslide

Sociale voorzieningen
Sociale verzekeringen
AOW
Kinderbijslag
Bijstand
Ziektewet

Slide 14 - Sleepvraag

Solidariteitsbeginsel

Intergenerationele solidariteit

Bij de sociale zekerheid worden de risico's door alle deelnemers gedeeld. Het recht op uitkering is niet afhankelijk van uitkering
Solidariteit tussen generaties doordat de huidige werkende generatie de AOW voor de gepensioneerde generatie betaald.
De sociale premies in procenten van het totale binnenlands inkomen

Slide 15 - Tekstslide

In een land dat volgens het omslagstelsel uitkeringen betaalt, werken in 2018 11 miljoen mensen met een gemiddeld inkomen van €33.000 per jaar. Deze werkenden betalen de uitkeringen van 2,5 miljoen
uitkeringsgerechtigden. Gemiddelde uitkering is €12.800.



  • Bereken de premiedruk in 2018
  • Het planbureau wil een voorspelling doen voor 2023. Het gebruikt daarvoor de tabel. Bereken de premiedruk in 2023
  • Noem twee oplossingen voor het remmen van de premiedruk in een land.
timer
7:00

Slide 16 - Tekstslide

1. Premiedruk 2018 = (2,5 miljoen x€ 12.800)/(11 miljoen x€ 33.000) x 100%= 8,8%
2. Uitkeringen 2023 = (2,5 miljoenx1,025^5)x (12.800 x1,015^5) = 2,83 miljoen x€ 13.789,24 = € 39,02 miljard. Lonen 2023 = (11 miljoenx1,01^5)x (33.000 x1,015^5) = 11,56 miljoen x€ 35.550,37 = € 410,96 miljard. Premiedruk 2023 = € 39,02miljard/€ 410,96 miljardx100%= 9,49%
3. Oplossingen voor het remmen van de premiedruk in een land, zijn:
-Uitkeringen bevriezen.
-Strengere eisen aan aanspraak op uitkering
-Re-integratieprojecten

Slide 17 - Tekstslide

Paragraaf 2.3
Samenwerken aan een toekomst

Slide 18 - Tekstslide

AOW

Slide 19 - Woordweb

Degene die premie betaalt, bouwt kaptiaal voor zichzelf voor later op. De premie gaat vaak naar pensioensverzekeraar, die probeert het ingelegde bedrag te vergroten door rente of beleggen.

Slide 20 - Tekstslide

Waardevast pensioen

Welvaartsvast pensioen
De hoogte van de uitkering stijgt procentueel mee met de gemiddelde prijsstijging (inflatie)
De hoogte van de uitkering stijgt procentueel mee met de gemiddelde loonstijging

Slide 21 - Tekstslide

Mate waarin een pensioenfonds haar toekomstige uitkeringen kan financieren met de huidige waarde van het vermogen

Slide 22 - Tekstslide

De rekerente is hier 2%
900 mln / 1,02^25 = 548,58 mln

De dekkingsgraad is 600 / 548,58 * 100= 109,37%

Slide 23 - Tekstslide

Stel dat een pensioenfonds over 20 jaar een uitkeringsverplichting heeft van €680 miljoen. De rekenrente bedraagt 1,8%. Het huidige vermgoen van het pensioenfonds is €500 miljoen.

  • Bereken het dekkingspercentage voor dit fonds.
  • Bereken het bedrag dat het pensioenfonds nu in kas zou moeten hebben om een dekkingspercentage van 110% te hebben.
timer
6:00

Slide 24 - Tekstslide

1. Huidige waarde van de toekomstige verplichting =€ 680 miljard /1,018^20 = € 475,94 miljard. Dekkingspercentage = 500 miljard /475,94 miljard x 100%= 105,06%.
2. x /475,94 miljard x100%= 110
x/475,94=1,10
x= € 523,53 miljard.

Slide 25 - Tekstslide

Korte terugblik
  • Financiën overheid
  • Sociale zekerheid
  • AOW

Slide 26 - Tekstslide