4.7 Grammatica voorzetsel

Grammatica 4.7
Welkom in deze (digitale) les
Fijn dat je er bent!
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 4.7
Welkom in deze (digitale) les
Fijn dat je er bent!

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen 4.7
Ik kan bijvoeglijke naamwoorden benoemen.
Ik kan voorzetsels benoemen.
Ik kan telwoorden benoemen (hoofdtelwoord en rangtelwoord)

Je kunt je doelen oefenen door de opdrachten van 4.7 goed en serieus te maken en aantonen dat je je doel hebt bereikt door minimaal een 6 op de Lesson up toetsjes te halen.


Slide 2 - Tekstslide

Wanneer heb ik de opdrachten af?
Op dinsdag 18 mei heb je de opdrachten af. Maak dus een goede planning 
(4.7: 1,2,3a,4abcd,5,6,7,8,9,10,11,12,13,15abcde,16,17,19abc,20 en test jezelf 4.7)

Instapopdracht: 1 en 2
Bijvoeglijk naamwoord: opdracht 3a,4abcd,5,6
Voorzetsel: opdracht 7,8,9,10
Telwoorden: opdracht 11,12,13
Van alles door elkaar: opdracht 15abcde,16,17,19abc,20
test jezelf 4.7

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg van de theorie 4.7
In deze lessen krijg je uitleg over de woordsoorten
bijvoeglijk naamwoord: wat is dat ook alweer?
voorzetsel
telwoord (hoofdtelwoord en rangtelwoord)

Dit noemen we taalkundig ontleden.

Slide 4 - Tekstslide

Doelen 4.7
Ik kan bijvoeglijke naamwoorden benoemen.
Ik kan voorzetsels benoemen.
Ik kan telwoorden benoemen (hoofdtelwoord en rangtelwoord)

Je kunt je doelen oefenen door de opdrachten van 4.7 goed en serieus te maken en aantonen dat je je doel hebt bereikt door minimaal een 6 op de Lesson up toetsjes te halen.


Slide 5 - Tekstslide

Wat is een voorzetsel?

Slide 6 - Open vraag

voorzetsels
Een voorzetsel (vz) staat nooit alleen:
voorbeeld: Tycho springt in de gymzaal over het paard. ( er staat een zelfstandig naamwoord achter)

kun je  plaatsen voor de kast of voor de vakantie:
Voorbeeld: Mijn boeken liggen op de kast. Mijn laptop bewaar ik in de kast. Onder de kast ligt een hoop stof.
Ik was ziek tijdens de vakantie. Na de vakantie was ik snel weer beter.

Ook te voor  het hele werkwoord (een infinitief) is een voorzetsel:
De kat zit te spinnen.

Let op:
Hij schreef de zin op. Op = onderdeel van het werkwoord opschrijven, dus geen voorzetsel
maar: Hij schreef de zin op een kladblaadje. op is hier wel een voorzetsel

Slide 7 - Tekstslide

uitlegvideo
Hierna volgt een uitlegvideo over voorzetsels.

Als je het handig vindt, kun je de video bekijken en stopzetten en aantekeningen maken.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Doelen 4.7
Ik kan bijvoeglijke naamwoorden benoemen.
Ik kan voorzetsels benoemen.
Ik kan telwoorden benoemen (hoofdtelwoord en rangtelwoord)

Je kunt je doelen oefenen door de opdrachten van 4.7 goed en serieus te maken en aantonen dat je je doel hebt bereikt door minimaal een 6 op de Lesson up toetsjes te halen.


Slide 10 - Tekstslide

Ga nu oefenen
De opdrachten van 4.7 grammatica die je deze week gaat oefenen zijn:
4.7: 1,2,3a,4abcd,5,6,7,8,9,10,11,12,13,15abcde,16,17,19abc,20,

Instapopdracht: 1 en 2
Bijvoeglijk naamwoord: opdracht 3a,4abcd,5,6
Voorzetsel: opdracht 7,8,9,10
Telwoorden: opdracht 11,12,13
Van alles door elkaar: opdracht 15abcde,16,17,19abc,20
Als je voorzetsels lastig vindt, oefen dan na opdracht 7,8,9,10 :'versterk jezelf': voorzetsels
Als je vragen hebt: je weet me te vinden

Slide 11 - Tekstslide