Rechtenorde-oefenvragen

Lesprogramma vandaag
Oefenvragen over de lesstof

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesprogramma vandaag
Oefenvragen over de lesstof

Slide 1 - Tekstslide

1 Welk grondrecht gaat over het demonstratierecht
A
Artikel 9 recht op vergaderen en betogen
B
Artikel 7 Vrijheid van meningsuiting
C
Artikel 8 recht om samen een groep te vormen
D
Artikel 1 Recht op gelijke behandeling

Slide 2 - Quizvraag

2: Wat voor soort grondrecht is het recht op vergaderen en betogen
A
Klassiek grondrecht
B
Zowel klassiek als sociaal
C
Sociaal grondrecht
D
Geen grondrecht

Slide 3 - Quizvraag

3: Wat is het kenmerk van een klassiek grondrecht
A
Ouderwets
B
Overheid heeft een inspanningsverplicht.
C
Moet de overheid garanderen
D
Staat niet meer de grondwet

Slide 4 - Quizvraag

4: Hoort bij de wetgevende macht:
A
Politie
B
Parlement
C
Rechter
D
Het leger

Slide 5 - Quizvraag

5: Hoort bij de uitvoerende macht
A
Parlement
B
Rechter
C
Koning
D
Politie

Slide 6 - Quizvraag

6: Hoort bij de rechterlijke macht
A
Officier van justitie
B
Ministerie van Veiligheid en Justitie
C
Advocaat-generaal
D
Onafhankelijke rechters

Slide 7 - Quizvraag

7: Een voorbeeld van een sociaal grondrecht is
A
Vrijheid van meningsuiting
B
Recht op werk
C
Vrijheid van vereniging
D
Vrijheid van godsdienst

Slide 8 - Quizvraag

8: Een voorbeeld van een klassiek grondrecht is
A
Recht op werk
B
Recht op woongelegenheid
C
Recht op gezondheidszorg
D
Onaantastbaarheid van het lichaam

Slide 9 - Quizvraag

9: Het legaliteitsbeginsel kun je niet herkennen aan
A
Strafbaarheid
B
Ne-bis-in-idem-regel
C
Strafmaat
D
Onafhankelijke rechters

Slide 10 - Quizvraag

10: Stel dat de koning een discriminerende uitspraak doet. Wie wordt er dan als eerste aangesproken?
A
De koning
B
Tweede Kamer
C
Minister-president
D
Raad van State

Slide 11 - Quizvraag

11: Geen wet mag in strijd zijn met:
A
Jurisprudentie
B
Grondwet
C
Gewoonterecht
D
Machtenscheiding

Slide 12 - Quizvraag

12: Behoort tot het privaatrecht
A
Strafrecht
B
Staatsrecht
C
Bestuursrecht
D
Ondernemingsrecht

Slide 13 - Quizvraag

13: Behoort tot het publiekrecht
A
Personen en familierecht
B
Ondernemingsrecht
C
Strafrecht
D
Vermogensrecht

Slide 14 - Quizvraag

14: Een walnoot stelen in de supermarkt is een
A
Overtreding
B
Goed voor een boete
C
Fraude
D
Misdrijf

Slide 15 - Quizvraag

15: Graffiti spuiten op een monument is:
A
Overtreding
B
Goed voor een boete
C
Fraude
D
Misdrijf

Slide 16 - Quizvraag

Vraag 16: Welke verschillen ken je tussen misdrijven en overtredingen?
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

17: De advocaat houdt tijdens een rechtszaak een:
A
Requisitoir
B
Tenlastelegging
C
Vonnis
D
Pleidooi

Slide 18 - Quizvraag

18:Behoort tot het Openbaar Ministerie
A
Rechter
B
Advocaat
C
Officier van justitie
D
Ministrer

Slide 19 - Quizvraag

19: Wie heeft er door de wet O.M afdoening meer macht gekregen:
A
Rechter
B
Advocaat
C
Officier van justitie
D
Politie

Slide 20 - Quizvraag

20: De reclassering speelt een rol in de ………..van veroordelen.
A
Resocialisatie
B
Bestraffing
C
Behandeling
D
Beoordeling v.d risico's

Slide 21 - Quizvraag

21: Levenslang duurt in Nederland
A
25 jaar
B
35 jaar
C
30 jaar
D
Tot de dood.

Slide 22 - Quizvraag

22:Behandelt zaken in eerste aanleg
A
Rechtbank
B
Hoge Raad
C
Gerechtshof
D
Politie

Slide 23 - Quizvraag