Herhaling PTA H2 Kader

Herhaling PTA H2
1) Telefoon op tafel.
2) Jas uit / spullen op tafel. 
3) Serieuze namen.
4) Je doet de hele les mee.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling PTA H2
1) Telefoon op tafel.
2) Jas uit / spullen op tafel. 
3) Serieuze namen.
4) Je doet de hele les mee.

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 2.1
Consumentenorganisaties komen op voor de belangen van hun leden. Zij geven onpartijdige productinformatie, informatie geven over rechten en plichten van consumenten en actie voeren bij fabrikanten/overheid. De Autoriteit Consument & Markt is een overheidsinstelling die de belangen van de consument beschermt. De invloed van een grote groep mensen op de productie van goederen noem je consumer power. Producten kun je met elkaar vergelijken via een vergelijkend warenonderzoek, vergelijkingssite en via de productinformatie achter op een product. Een logo waaraan je kunt zien dat een product aan bepaalde eisen voldoet noem je een keurmerk

Slide 2 - Tekstslide

Consumentenorganisaties komen op voor de belangen van de producent.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Leg uit wat het begrip consumer power betekent.

Slide 4 - Open vraag

Zoek een foto van een keurmerk

Slide 5 - Open vraag

Paragraaf 2.2
Het consumentenrecht is een verzameling van wetten en regels om de consument te beschermen. Wanneer je een nieuw product koopt heb je recht op garantie. De winkelier mag alleen maar een deugdelijk product verkopen. Het consumentenrecht bestaat uit de Wet Productaansprakelijkheid, de Warenwet, Wet koop op afstand en Colportagewet. De Geschillencommissie kan je helpen bij conflicten tussen consumenten en leveranciers. 

Slide 6 - Tekstslide

Een winkelier mag alleen een deugdelijk product verkopen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Welke wetten staan er in het Consumentenrecht?

Slide 8 - Woordweb

Leg uit wat de Wet Productaansprakelijkheid betekent?

Slide 9 - Open vraag

Paragraaf 2.3 Kader
Prijs-kwaliteitverhouding geeft aan of de prijs past bij de kwaliteit van het product.  De goederen die je koopt zijn te verdelen in gebruiksgoederen en verbruiksgoederen.
Wanneer je geld tekort hebt dan kun je inkomsten vergroten, bezuinigen of geld lenen. Je bestedingspatroon is de manier waarop je je geld uitgeeft. Mensen met een koopverslaving hebben moeite met het niet kopen van spullen.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wat een prijs-kwaliteitsverhouding betekent.

Slide 11 - Open vraag

Zoek een plaatje van een verbruiksgoed.

Slide 12 - Open vraag

In 2018 zaten er 589 leerlingen op het Sterrencollege. In 2019 zitten er 540 leerlingen op het Sterrencollege. Met hoeveel procent is het aantal leerlingen gedaald?
A
7,31%
B
8,31%
C
9,31%
D
10,31%

Slide 13 - Quizvraag

Paragraaf 2.3 GT
De woningmarkt bestaat uit de totale vraag naar woningen en aanbod van woningen. Je kunt de markt opdelen in huur- en koopwoningen. Binnen huur  heb je sociale huurwoningen en huurwoningen in de vrije sector Als je inkomen te laag is om de huur te betalen, heb je mogelijk recht op huurtoeslag. Als je een huis wilt kopen of verkopen, kun je gebruik maken van de diensten van een makelaar. Als koper en verkoper het eens zijn ondertekenen ze beiden een voorlopig koopcontract. Er staan vaak ontbindende voorwaarden in. Daarnaast heb je Bijkomende kosten als je een huis koopt, zoals: overdrachtsbelasting (ongeveer 2% van de koopprijs), makelaarskosten, kosten notaris en kosten koper (k.k.). Als je een koopwoning hebt, moet je onroerende zaakbelasting (ozb) aan de gemeente betalen. Ook heb je gemeentelijke kosten als:  afvalstoffenheffing, hondenbelasting en rioolrecht. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is juist?
A
Bij een huurhuis is de huurbaas de eigenaar.
B
Bij een koophuis betaal je huur.
C
Een hypotheek wordt iedere maand hoger.
D
Bij een huurhuis heb je altijd recht op huurtoeslag.

Slide 15 - Quizvraag

Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de makelaar

Slide 16 - Quizvraag

Noem 2 voordelen van het kopen van een huis.

Slide 17 - Open vraag

Noem 2 voordelen van het huren van een huis.

Slide 18 - Open vraag

Paragraaf 2.4 
Doordat we consumeren veroorzaken we verschillende soorten milieuschade.  Denk aan water- boden- en luchtvervuiling, verbruik van natuurlijke hulpbronnen en verstoring van de leefomgeving. De kosten van schade die niet worden betaald door de veroorzaker, maar door de samenleving noem je maatschappelijke kosten. Als een product milieuvriendelijk is, kun je dat zien aan de productinformatie, zoals: milieukeurmerk, kringlooplogo of energielabel

Slide 19 - Tekstslide

Hoe kan de overheid de milieuproblemen aanpakken?
A
Promoten van scheiden van afval.
B
Door meer belasting te heffen op milieuvervuilende producten.
C
Wet- en regelgeving CO 2 uitstoot voor bedrijven regelen.
D
Alle 3 antwoorden zijn goed.

Slide 20 - Quizvraag

De overheid wil meer toe naar het principe 'de vervuiler betaalt'. Als dit lukt, wat gebeurt er dan met de maatschappelijke kosten?
A
Blijven gelijk.
B
Dit heeft niets te maken met maatschappelijke kosten.
C
Stijgen.
D
Dalen.

Slide 21 - Quizvraag

Betalen consumenten toch mee als het principe "De vervuiler betaalt" wordt toegepast?
A
De bedrijfskosten nemen toe en zo ook de consumenten prijs.
B
De lonen van consumenten stijgen niet maar de winst van de bedrijven wel.
C
De bedrijfskosten nemen af en moeten en de consumenten meer betalen.
D
De prijs heeft niets te maken met de milieukosten.

Slide 22 - Quizvraag

Maken oefenopgaven!
Van hoofdstuk 2 op bladzijde 58 t/m 61.

Slide 23 - Tekstslide