Spelling - apostrof / aan elkaar of los

Welke spellingsregels ken je tot nu toe?
1 / 51
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke spellingsregels ken je tot nu toe?

Slide 1 - Woordweb

Apostrof
Gebruik een apostrof;
1. Als je letters weglaat;
2. Om een verkeerde uitspraak te voorkomen;
3. In afleidingen van cijfer- en letterwoorden;
4. Bij verkleinwoorden op -y. 

Slide 2 - Tekstslide

1. Als je letters weglaat 
's Nachts (des nachts) 
's-Hertogenbosch (des Hertogenbosch) 
Z'n zusje (zijn zusje) 

Slide 3 - Tekstslide

2. Om een verkeerde uitspraak te voorkomen
Auto's 
Piano's
Alinea's 

Ik hOU vAn Y's 

Slide 4 - Tekstslide

3. Op de plaats van een weggelaten bezits -s
Als een naam eindigt met een s-klank hoeft er bij een bezitsaanduiding alleen nog een apostrof achter. 

Joyce' tas 
Maurice' auto
Bas' boek 

Slide 5 - Tekstslide

4. In afleidingen van cijfer- en letterwoorden
65+'er
Tv's
A4'tje

Slide 6 - Tekstslide

5. Bij verkleinwoorden op -y
Baby'tje
Hobby'tje 

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf het volgende korter op:
De tas van Yusuf

Slide 8 - Open vraag

Schrijf het volgende korter op:
De trui van Maurice

Slide 9 - Open vraag

Schrijf het volgende korter op:
De jas van Eline

Slide 10 - Open vraag

Schrijf het volgende korter op:
De pen van Abdulla

Slide 11 - Open vraag

Schrijf het volgende korter op:
De kleren van Joyce

Slide 12 - Open vraag

Schrijf het volgende korter op:
De hoed van Beatrix

Slide 13 - Open vraag

Schrijf het volgende korter op:
De broek van Joris

Slide 14 - Open vraag

Schrijf het volgende korter op:
Het huis van Piet

Slide 15 - Open vraag

Schrijf het volgende korter op:
De vader van Kees

Slide 16 - Open vraag

Schrijf het volgende korter op:
De tuin van Maria

Slide 17 - Open vraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
Skis
B
Ski's
C
Skies
D
Skie's

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
Zebra's
B
Zebras
C
Zebraas
D
Zebraa's

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
Babytje
B
Babietje
C
Baby'tje
D
Babie'tje

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
's nachts
B
s' nachts

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
'S hertogenbosch
B
's hertogenbosch
C
s' Hertogenbosch
D
's Hertogenbosch

Slide 22 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
VVDer
B
VVD-er
C
VVDér
D
VVD'er

Slide 23 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
vwoér
B
vwo-er
C
vwo'er
D
vwoer

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
NEC'er
B
NEC-er
C
NECér

Slide 25 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
Azaleas
B
Azalea's
C
Azalea'er
D
Azalea-s

Slide 26 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
Je schrijft deze woorden aan elkaar:
1. Samenstellingen van twee of meer woorden.
2. Getallen tot twintig, tientallen & honderdtallen en samenstellingen met honderd en duizend.
3. Voornaamwoordelijke bijwoorden.
4. Tekort, teveel en tegoed


Slide 27 - Tekstslide

1. Samenstellingen van twee of meer woorden
Boekenkast
Koffiezetapparaat
Koolzuurvrij

Slide 28 - Tekstslide

2. Getallen tot twintig, tientallen, honderdtallen en samenstellingen met honderd en duizend 
Vijfhonderd
Zestienduizend
Zestien
Tweeënzestig

Slide 29 - Tekstslide

3. Voornaamwoordelijke bijwoorden
Hierbinnen
Daarover
Hierbinnen
Eronderdoor

Slide 30 - Tekstslide

4. Tekort, teveel en tegoed
Als bijvoeglijk naamwoord schrijf je ze los. Ze beteken dan dat iets korter, beter, meer is geweest.
De gordijnen zijn te kort

Als zelfstandig naamwoord schrijf je de woorden aan elkaar.
Het tekort aan geld, het teveel aan eten, het tegoed op je pas.

Slide 31 - Tekstslide

Zes + honderd =

Slide 32 - Open vraag

Zaterdag + avond =

Slide 33 - Open vraag

Alleen + wonend =

Slide 34 - Open vraag

Media + wet + geving =

Slide 35 - Open vraag

Distributie + kantoor =

Slide 36 - Open vraag

Wat is juist geschreven?
A
Korte termijn planning
B
Korte termijnplanning
C
Kortetermijn planning
D
Kortetermijnplanning

Slide 37 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
Zeven honderd tien
B
Zevenhonderdtien
C
Zevenhonderd tien
D
Zeven honderdtien

Slide 38 - Quizvraag

Ik heb een ... aan eten.
A
Te kort
B
Tekort

Slide 39 - Quizvraag

Die broek is ... voor mij.
A
Tekort
B
Te kort

Slide 40 - Quizvraag

Jij bent ... voor deze wereld.
A
Tegoed
B
Te goed

Slide 41 - Quizvraag

Hoeveel ... staat er op jouw
OV?
A
Tegoed
B
Te goed

Slide 42 - Quizvraag

Ik kom...
A
Eraan
B
Er aan

Slide 43 - Quizvraag

Dat wordt mij ...
A
Te veel
B
Teveel

Slide 44 - Quizvraag

Wat zegt hij ... ?
A
Daar over
B
Daarover

Slide 45 - Quizvraag

Rode + kool + stamppot =

Slide 46 - Open vraag

Vijf + sterren + hotel =

Slide 47 - Open vraag

Herinnering!
Tot nu toe moet je de volgende spellingsregels kennen: 
  • Werkwoordspelling tegenwoordige tijd 
  • Hoofdletters 
  • Kleine letters 
  • Tussen -n in samenstellingen 
  • Meervoud van zelfstandige naamwoorden 
  • Apostrof
  • Aan elkaar of los?

Slide 48 - Tekstslide

Hij ... de stoel.
De stoel is ...
Zij ... de stoel gisteren. 
De ... stoel. 
bekleed
bekleedde
beklede 
bekleedt

Slide 49 - Sleepvraag

Ik ... mijn vingers nu aan de kachel. 
De kachel ... nu al uren. 
De kachels... heerlijk op dit moment. 
De kachel... gisteren. 
De kachels... gisteren heerlijk. 
brand
brandt
brandde
brandden
branden

Slide 50 - Sleepvraag

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 51 - Woordweb