Les 06 - Standpunten en de Misdaadparadox

Standpunten
en bespreken 'De misdaadparadox' 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Standpunten
en bespreken 'De misdaadparadox' 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- waarom samenvatten zo belangrijk is; 
- hoe je te werk gaat bij het maken van een samenvatting; 
- waar je op moet letten tijdens het maken van een samenvatting. 

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 3, 4 en 5
De tekst ‘De misdaadparadox’ kan onderverdeeld worden in zes delen. Deze achtereenvolgende delen kunnen voorzien worden van de volgende kopjes:
1 Stijging van gevoel van onveiligheid
2 Benadering van criminaliteit en veiligheid
3 Terugloop in criminaliteitscijfers
4 Nuancering van criminaliteitscijfers
5 Vraagtekens bij stijging jeugdcriminaliteit
6 Conclusie betreffende onveiligheidsgevoelens



3 Bij welke alinea begint deel 2?
4 Bij welke alinea begint deel 3?
5 Bij welke alinea begint deel 5? 

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 6
“De introductie van die enquête is symbolisch voor een verandering in het denken over criminaliteit.”

Formuleer de onderbouwing voor deze uitspraak
Baseer je antwoord op gegevens uit alinea 4
Gebruik maximaal 20 woorden

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 6
“De introductie van die enquête is symbolisch voor een verandering in het denken over criminaliteit.”

Formuleer de onderbouwing voor deze uitspraak
Baseer je antwoord op gegevens uit alinea 4
Gebruik maximaal 20 woorden

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 6
Verandering = situatie vroeger tegenover situatie nu!
Kijk in alinea 4 hoe het eerst was en hoe het nu is…

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 7
- In tekstfragment 1 wordt anders gesproken over de dader dan in alinea 4 van de tekst ‘De misdaadparadox’
- Leg dit verschil uit
- Gebruik maximaal 30 woorden

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 7: de kern
- In tekstfragment 1 wordt anders gesproken over de dader dan in alinea 4 van de tekst ‘De misdaadparadox’
- Leg dit verschil uit
- Gebruik maximaal 30 woorden

Slide 8 - Tekstslide

Nederland kende lange tijd een mild strafklimaat. Na de Tweede Wereldoorlog geloofden christelijke en sociaal-democratische denkers in de opbouw van een gemeenschap waarin misdaad goeddeels zou zijn uitgebannen, schrijft de sociaal-psycholoog Hans Boutellier in zijn boek De Veiligheidsutopie. Als de welvaart steeg, hoefde niemand meer te stelen. En als de samenleving rechtvaardig was, zou agressief gedrag verdwijnen, omdat niemand zich vernederd hoefde te voelen. 
Bij een misdrijf had ook de gemeenschap een beetje gefaald: zij was niet bij machte gebleken het dwalende individu op het rechte pad te houden. Zowel christenen als socialisten hadden een zekere compassie met de dader. Voor christenen was hij een zondaar die van zijn dwalingen moest worden genezen. Voor socialisten een slachtoffer van een onrechtvaardig systeem. 

Harde hand of zachte dwang? 
Nederland kende lange tijd een mild strafklimaat. Na de Tweede Wereldoorlog geloofden christelijke en sociaal-democratische denkers in de opbouw van een gemeenschap waarin misdaad goeddeels zou zijn uitgebannen, schrijft de sociaal-psycholoog Hans Boutellier in zijn boek De Veiligheidsutopie. Als de welvaart steeg, hoefde niemand meer te stelen. En als de samenleving rechtvaardig was, zou agressief gedrag verdwijnen, omdat niemand zich vernederd hoefde te voelen. 
Bij een misdrijf had ook de gemeenschap een beetje gefaald: zij was niet bij machte gebleken het dwalende individu op het rechte pad te houden. Zowel christenen als socialisten hadden een zekere compassie met de dader. Voor christenen was hij een zondaar die van zijn dwalingen moest worden genezen. Voor socialisten een slachtoffer van een onrechtvaardig systeem. 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 14
“Wetenschappers spreken in dit verband wel over het criminaliseren van kattenkwaad. ‘Dat zien we terug in de cijfers over jeugdcriminaliteit’, stelt Van der Laan.” (regels 244-249) 
Leg uit wat het verband is tussen het criminaliseren van kattenkwaad en de cijfers over jeugdcriminaliteit. Baseer je antwoord op alinea’s 12 en 13. Gebruik maximaal 20 woorden. 

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 14
“Wetenschappers spreken in dit verband wel over het criminaliseren van kattenkwaad. ‘Dat zien we terug in de cijfers over jeugdcriminaliteit’, stelt Van der Laan.” (regels 244-249) 
Leg uit wat het verband is tussen het criminaliseren van kattenkwaad en de cijfers over jeugdcriminaliteit. Baseer je antwoord op alinea’s 12 en 13. Gebruik maximaal 20 woorden. 

Slide 11 - Tekstslide

Let op!
Zorg ervoor dat de vraag in het antwoord duidelijk wordt! 

Door het criminaliseren van kattenkwaad....

Eerst nadenken over:
Wat houdt het criminaliseren van kattenkwaad precies in?

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 16
In alinea 12 van ‘De misdaadparadox’ wordt de vraag gesteld of de criminaliteit onder jongeren stabiel blijft of dat de jeugd toch crimineler wordt. 

Leg uit hoe het antwoord op deze vraag in tekstfragment 2 past bij het antwoord op deze vraag in alinea’s 12 en 13 van ‘De misdaadparadox’. 

Betrek beide teksten in de formulering van je antwoord. 
Geef geen voorbeelden. 
Gebruik maximaal 45 woorden 

Slide 13 - Tekstslide

Standpunten
In een betoog wil een schrijver zijn leespubliek overtuigen van zijn standpunt. Een standpunt is een mening die iemand heeft. 

Een mening gaat altijd over een bepaald onderwerp. Dit onderwerp kan op verschillende manieren worden benaderd. Je kunt ergens vóór zijn; je kunt ergens tégen zijn en je kunt ergens over twijfelen.

Standpunten worden vaak voorafgegaan door de volgende signaalwoorden: ik vind, volgens mij, ik denk dat, mijn conclusie is dat, dus, daarom en kortom. 

Slide 14 - Tekstslide

Soorten standpunten
We onderscheiden drie soorten standpunten:

- positief standpunt: je bent ergens voor
- negatief standpunt: je bent ergens tegen
- standpunt van twijfel: je bent er nog niet helemaal uit...

Slide 15 - Tekstslide

Er komt geen poes! Ik ben daar al jaren allergisch voor, en dat weet je.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 16 - Quizvraag

We kunnen beter een particulier beveiligingsbureau voor school inhuren. Er zijn inmiddels meerdan genoeg lap-tops verdwenen.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 17 - Quizvraag

Ik weet nog niet of ik voor of tegen de verkorting van de zomervakantie ben: ik weet er eerlijk
gezegd nog te weinig vanaf
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 18 - Quizvraag

Bij de vorige James Bondfilm spatte het bloed van het scherm af, zo veel geweld kwam erin voor: ik denk niet dat ik meega naar de nieuwe Bondfilm.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 19 - Quizvraag

Argumenten
Bij een standpunt horen één of meer argumenten. Dit zijn de redenen waarom je een bepaald standpunt inneemt. Argumenten kunnen op verschillende zaken zijn gebaseerd. 

Argumenten worden vaak aangekondigd door signaalwoorden van redengevend tekstverband, zoals: want, omdat, namelijk, aangezien, de reden hiervoor is dat en immers

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 1 en 2 van onderdeel 7 uit de reader. 

Slide 21 - Tekstslide

Samenvatten
Samenvatten is een belangrijke vaardigheid. Het helpt je bij het doordringen tot de kern van een tekst. 

Met een goede samenvatting kun je de belangrijkste boodschap van een tekst kernachtig duidelijk maken. 

Door samen te vatten verdiep je je in de stof en kun je veel tijd besparen bij het leren voor een bepaald vak. 

Slide 22 - Tekstslide

De samenvatting
Een samenvatting is een beknopte weergave: gebruik ongeveer 10% van het aantal woorden van de oorspronkelijke tekst. 

Schrijf de samenvatting in goede en volledige zinnen. Zorg ervoor dat hij ook begrijpelijk is voor iemand die de oorspronkelijke tekst niet kent. 

Zorg ervoor dat er samenhang is tussen de verschillende onderdelen. 

Slide 23 - Tekstslide

Stap 1: Verken de tekst
Ga gestructureerd bij het maken van een samenvatting: 
Stap 1: De tekst verkennen:
- Bekijk de titel
- Lees de inleiding
- Bepaal het onderwerp
- Lees de slotalinea
- Bepaal de hoofdgedachte

Slide 24 - Tekstslide

Stap 2: De hoofdzaken vaststellen
- lees het middenstuk intensief; 
- Onderstreep van elke alinea de kernzin; 
- Markeer de signaalwoorden;  
- Bepaal de deelonderwerpen (welke alinea's vormen samen een deelonderwerp?)
- Noteer van elk deelonderwerp de hoofdgedachte. 

Slide 25 - Tekstslide

Stap 3: De samenvatting uitschrijven
- Noteer boven je samenvatting de titel, schrijver en bron; 
- Blijf met je formuleringen zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst;
- Formuleer zo kort mogelijk, maar zorg er wel voor dat het correcte, volledige zinnen zijn. 
- Vermijd het gebruik van het woord ik: er kan onduidelijkheid ontstaan over of het om jou of om de auteur gaat. 

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag
Lees de theorie van het onderdeel samenvatten op pagina 237 tot en met 242 door. Maak hierbij aantekeningen. Dit onderdeel behoort niet tot de toetsstof, maar komt volgend jaar wel terug!

Slide 27 - Tekstslide