SO H5 Licht Kader-3

Toets H5 Licht
Kader-3 
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Toets H5 Licht
Kader-3 

Slide 1 - Tekstslide

WAAR OF NIET WAAR

Slide 2 - Tekstslide

Met drie kleuren kun je alle kleuren van de regenboog maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

De meeste kleurenblinden kunnen geen rood en groen onderscheiden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Onder een gekleurde lamp kunnen gekleurde voorwerpen zwart lijken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Meerkeuze

Slide 6 - Tekstslide

Hoe zie je het licht van de zon?
A
Oranje licht
B
Rood licht
C
Wit licht
D
Geel licht

Slide 7 - Quizvraag

Alle kleuren die een lichtbron uitstraalt noemt men ook wel een ..?
A
Bron - spectrum
B
Regenboog kleuren
C
Spectra
D
Kleuren-spectrum

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer zie je een voorwerp?
A
Als er licht opvalt.
B
Als er licht opvalt en dat voorwerp weerkaatst licht.
C
Als er licht opvalt dat wordt weerkaatst naar je oog
D
Altijd.

Slide 9 - Quizvraag

Een directe lichtbron
A
Een voorwerp dat licht weerkaatst
B
een polarisatie filter
C
Een voorwerp dat zelf licht uitzend
D
een stukje hol of bol geslepen glas

Slide 10 - Quizvraag

Kijk naar figuur 2.
Dit is een voorbeeld van …

A
absorptie.
B
diffuse terugkaatsing
C
een directe lichtbron.
D
spiegelende terugkaatsing.

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer je met een spectroscoop naar een lichtbron kijkt dan zie je
A
welke kleuren licht er wordt uitgezonden
B
een volledig spectrum
C
licht van een natriumlamp
D
licht van een halogeenlamp

Slide 12 - Quizvraag

bij zonlicht zie je
A
zuiver rood licht
B
enkele spectraal kleuren
C
alleen zuiver geel licht
D
het hele spectrum

Slide 13 - Quizvraag

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen

Slide 14 - Quizvraag

In de gele vlek bevinden zich voornamelijk
A
Staafjes
B
Kegeltjes
C
Zenuwcellen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is constant in het oog
A
brandpuntafstand
B
beeldafstand
C
voorwerpafstand

Slide 16 - Quizvraag

De Nederlandse lijkt bij een bepaalde kleur licht een beetje op de Duitse vlag (zwart, rood en geel).

Met welke kleur licht moet je de Nederlandse vlag dan beschijnen om dat effect te krijgen?
A
blauw
B
geel
C
rood

Slide 17 - Quizvraag

Welke is een natuurlijke lichtbron
A
Lamp
B
de maan
C
Stoplicht
D
Bliksem

Slide 18 - Quizvraag

Je ligt op het strand. Waar wordt je bruin van?
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
licht van alle kleuren

Slide 19 - Quizvraag

EINDE
Controleer jezelf nog even voordat je alles inlevert

Slide 20 - Tekstslide

Dit wordt gebruikt in een
bewegingssensor
van een buitenlamp
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
een black light

Slide 21 - Quizvraag

Bij de kassa wordt vals geld ontdekt met
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
paars licht

Slide 22 - Quizvraag

Geven wij mensen ook licht?
A
Ja, Zichtbaar licht
B
Ja, Infrarood licht
C
Ja, Ultraviolet licht
D
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Ziektekiemen en schimmels in vijverwater worden gedood met
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
kan niet met licht

Slide 24 - Quizvraag

De afstandsbediening voor de TV maakt gebruik van ...
A
ultrasoon geluid
B
ultraviolet licht
C
Rontgenstraling
D
infrarood licht

Slide 25 - Quizvraag

De politiehelikopter
A
UV camera verraad de boef
B
zwart-wit fotocamera maakt de boef duidelijk zichtbaar
C
Infraroodcamera maakt de boef duidelijk zichtbaar
D
Blacklight-camera maakt de boef duidelijk zichtbaar

Slide 26 - Quizvraag

Sleep het juiste woord naar de juiste plaats:
De afstand van                            tot de spiegel is gelijk aan de afstand van het origineel tot de spiegel.

De lichtstraal van het origineel naar je oog loopt via het punt waar de zichtlijn                                 raakt.
de spiegel
het spiegelbeeld
het origineel
de zichtlijn
de lichtstraal

Slide 27 - Sleepvraag

Joep zet de gele bal dichter bij de lamp. Wat gebeurt er met de schaduw op het scherm?
A
De schaduw blijft evengroot
B
De schaduw wordt groter
C
De schaduw wordt kleiner

Slide 28 - Quizvraag

De lichtbundel is ...
A
Divergent
B
Convergent
C
Evenwijdig

Slide 29 - Quizvraag

Wat voor soort lens is dit?
A
Holle lens
B
Bolle lens

Slide 30 - Quizvraag

Hiernaast zie een lichtbundel dat op een doosje valt. Welke lens moet je in het doosje plaatsen om de lichtbundel na het doosje evenwijdig te maken.
A
Holle lens
B
Bolle lens

Slide 31 - Quizvraag

Welke primaire kleuren licht heb je nodig om geel licht te maken
A
rood en groen
B
blauw en groen
C
Blauw en rood
D
geen van bovengenoemde

Slide 32 - Quizvraag

Welke primaire kleur zie je niet in een stoplicht
A
Blauw
B
Geel
C
Groen
D
Rood

Slide 33 - Quizvraag

Welke lichtbron is juist getekend?
A
A
B
B
C
C

Slide 34 - Quizvraag

Een spiegelbeeld is evengroot als het origineel.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Bij spiegelende weerkaatsing weerkaatst het licht in alle richtingen.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Welke afbeelding van het spiegelbeeld is goed getekend?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 37 - Quizvraag

Meneer Lukkiens trui is geel. Er schijnt blauw licht op. Welke kleur zie je de trui dan?
A
Zwart
B
Geel
C
Groen
D
Blauw

Slide 38 - Quizvraag

Is dit oog bijziend of verziend?
A
Bijziend
B
Verziend

Slide 39 - Quizvraag

Wat voor een bril heb je nodig als je verziend bent?
A
Een leesbril
B
Een bril met een positieve lens
C
Een bril met een negatieve lens

Slide 40 - Quizvraag

Sleep de juiste namen naar de juiste plaatsen van het oog.
iris
pupil
hoornvlies
lens
netvlies
oogzenuw

Slide 41 - Sleepvraag

In figuur 4 is een reëel beeld gemaakt met een positieve lens.
Welke twee lichtstralen zijn geen constructiestralen?
A
Lichtstraal 1
B
Lichtstraal 2
C
Lichtstraal 3
D
Lichtstraal 4

Slide 42 - Quizvraag

Bijziend                        Verziend
veraf goed zien
beeld achter het netvlies
dichtbij goed zien
beeld valt voor het netvlies
hole lens nodig
bolle lens nodig

Slide 43 - Sleepvraag

leg uit wat accomoderen met het oog betekend

Slide 44 - Open vraag



Een lichtstraal kaatst terug van een vlakke spiegel.
Welke bewering over de hoek van inval is waar?
A
De hoek van inval is kleiner dan de hoek van terugkaatsing.
B
De hoek van inval is even groot als de hoek van terugkaatsing.
C
De hoek van inval is groter dan de hoek van terugkaatsing.
D
De hoek van inval is altijd 45 graden.

Slide 45 - Quizvraag



Je tekent een spiegel met een invallende lichtstraal,
een normaal en een teruggekaatste lichtstraal.
Welke bewering over de invallende lichtstraal is waar?
A
De invallende lichtstraal begint bij de spiegel.
B
De invallende lichtstraal eindigt op de spiegel.
C
De invallende lichtstraal staat loodrecht op de normaal.
D
De invallende lichtstraal staat loodrecht op de spiegel.

Slide 46 - Quizvraag



Welke bewering over een prisma is waar?
A
Een prisma wordt ook wel een spectrum genoemd.
B
Een prisma splitst het zonlicht in verschillende kleuren.
C
Een prisma voegt gekleurd licht samen tot wit licht.
D
Een prisma werkt op zonne-energie.

Slide 47 - Quizvraag



Je draagt een blauw shirt met witte letters erop.
Hoe zien het shirt en de letters eruit als er groen licht op schijnt?
A
Het shirt blijft blauw en de letters worden groen.
B
Het shirt blijft blauw en de letters worden grijs/zwart.
C
Het shirt wordt grijs/zwart en de letters worden groen.
D
Het shirt en de letters worden grijs/zwart.

Slide 48 - Quizvraag

TekstMet een prisma maak je een spectrum van wit licht. Welke kleuren komen in dit spectrum voor (op volgorde)?
rood 
oranje 
geel
groen
blauw 
indigo 
violet

Slide 49 - Sleepvraag


Wat is een bolle lens?
A
Een negatieve lens die in het midden dikker is dan aan de randen.
B
Een negatieve lens die in het midden dunner is dan aan de randen.
C
Een positieve lens die in het midden dikker is dan aan de randen.
D
Een positieve lens die in het midden dunner is dan aan de randen.

Slide 50 - Quizvraag

Welke lens in figuur 1 is de sterkste lens?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 51 - Quizvraag

Bij welke lens uit figuur 1 is de brandpuntsafstand het grootst?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 52 - Quizvraag

Een lichtstraal loopt evenwijdig aan de hoofdas en wordt gebroken door een
bolle lens. Wat gebeurt er na breking met de lichtstraal?
A
Na breking gaat de lichtstraal door het brandpunt.
B
Na breking gaat de lichtstraal door het midden van de lens.
C
Na breking gaat de lichtstraal evenwijdig aan de hoofdas verder.

Slide 53 - Quizvraag

Een lichtstraal wordt teruggekaatst door een spiegel. In figuur 3 zijn vier
hoeken genummerd.
Welke hoek in figuur 3 is de hoek van terugkaatsing?

A
Hoek 1
B
Hoek 2
C
Hoek 3
D
Hoek 4

Slide 54 - Quizvraag