Opdracht 1: Moeilijke woorden onderstrepen
Onderstreep in de tekst de woorden of zinnen die je moeilijk vindt. Zet een uitroepteken (!) bij iets wat je opvalt, belangrijk vindt of waarvan je denkt: hé, dat is mooi/zielig/bijzonder.
Opdracht 2: Bespreek in tweetallen:
1. Wat heb jij onderstreept?
2. Waar heb jij een uitroepteken bij gezet?
3. Waarom?
Opdracht 3: Opbouw van de tekst
Zet een C voor de alinea’s met een couplet en een R voor de alinea’s van het refrein.