M2 H4 - Test

HOOFDSTUK 4 - TEST
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

HOOFDSTUK 4 - TEST

Slide 1 - Tekstslide

LEZEN
FEITEN, MENINGEN EN ARGUMENTEN

Slide 2 - Tekstslide

Hoe weet je of een uitspraak een feit of een mening is?

Slide 3 - Open vraag

LEES TEKST 1

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 6 - Open vraag

Noteer de feiten uit alinea 1.

Slide 7 - Open vraag

Waarom besloot de staatssecretaris van Landbouw dat orka Morgan naar Tenerife moest? (al. 2)

Slide 8 - Open vraag


Wie zijn het met zijn eerste argument eens?

Slide 9 - Open vraag

Nancy Slot van de Orka Coalitie vindt dat Morgan wel terug moet in de vrije natuur. Wat zijn haar argumenten?

Slide 10 - Open vraag

Aan welk signaalwoord zie je waar haar laatste argument begint? (al. 3 )

Slide 11 - Open vraag

Welke mening van Camphuysen staat in de laatste alinea?

Slide 12 - Open vraag

Hoe weet je dat die uitspraak een mening is?

Slide 13 - Open vraag

WOORDENSCHAT
VASTE VOORZETSELS

Slide 14 - Tekstslide

Kies het woord dat het beste in de zin past.

Het ligt ... aan het weer dat het schooluitje naar het strand niet doorgaat.
A
voornamelijk
B
markant
C
drastisch
D
standhouden

Slide 15 - Quizvraag

Kies het woord dat het beste in de zin past.

Marianne wil ... zijn van haar ouders, ze gaat alleen op vakantie.
A
voornamelijk
B
conservatief
C
onafhankelijk
D
markant

Slide 16 - Quizvraag

Kies het woord dat het beste in de zin past.

Deze ... maatregel is nodig om te voorkomen dat leerlingen steeds te laat op school komen.
A
conservatief
B
drastische
C
standhouden
D
onafhankelijke

Slide 17 - Quizvraag

Kies het woord dat het beste in de zin past.

Hij lijkt op zijn vader, want ze hebben dezelfde ... neus.
A
drastische
B
markante
C
conservatief
D
onafhankelijke

Slide 18 - Quizvraag

Kies het woord dat het beste in de zin past.

Ons team ... na de tweede helft niet langer ... tegen de sterke tegenstander.
A
houd stand
B
voornamelijk
C
conservatieve
D
drastisch

Slide 19 - Quizvraag

Kies het voorzetsel dat bij het werkwoord past.

In Afrika heerst hongersnood en mensen hebben gebrek ... voedsel.
A
aan
B
op
C
bij
D
onder

Slide 20 - Quizvraag

Kies het voorzetsel dat bij het werkwoord past.

Door de hoge bomen in onze straat hebben we in de herfst last ... vallende bladeren.
A
van
B
aan
C
op
D
bij

Slide 21 - Quizvraag

Kies het voorzetsel dat bij het werkwoord past.

Na een slechte zomer verlangen veel mensen ... de zon.
A
aan
B
op
C
naar
D
onder

Slide 22 - Quizvraag

Kies het voorzetsel dat bij het werkwoord past.

Bij het kiezen van de leerlingenraad maken we geen onderscheid ... eerste- of vierdeklassers.
A
in
B
aan
C
tussen
D
onder

Slide 23 - Quizvraag

Kies het voorzetsel dat bij het werkwoord past.

De twee broers gaan goed ... elkaar om: ze doen bijna alles samen.
A
onder
B
tussen
C
in
D
met

Slide 24 - Quizvraag

GRAMMATICA ZINSDELEN

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de zin?
Fleur houdt van spannende, waargebeurde verhalen.

Slide 26 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de zin?
Deze pas verbouwde school heeft nu vijftig lokalen.

Slide 27 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de zin?
De vrolijke, sympathieke zanger uit Brabant presenteerde zijn nieuwe album.

Slide 28 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Fleur houdt van spannende, waargebeurde verhalen.

Slide 29 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Deze pas verbouwde school heeft nu vijftig lokalen.

Slide 30 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De vrolijke, sympathieke zanger uit Brabant presenteerde zijn nieuwe album.

Slide 31 - Open vraag

GRAMMATICA WOORDSOORTEN

Slide 32 - Tekstslide

Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.
_________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 33 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
We hoeven voor dit hoofdstuk maar 4 woordsoorten te kennen.
__________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 34 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 35 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Voor het volgende proefwerk zullen we beter moeten leren.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 36 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
De resultaten van de toets waren niet erg hoog.
____
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 37 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.
____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 38 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Vorige week heb ik een toets voor Nederlands gemaakt.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 39 - Quizvraag

SPELLING
CITATEN 
MEERDERE PERSOONSVORMEN

Slide 40 - Tekstslide

Neem de zin over en plaats leestekens waar dat moet.
Nieuwe bezuinigingen zijn onvermijdelijk zei de burgemeester

Slide 41 - Open vraag

Neem de zin over en plaats leestekens waar dat moet.
Olivier vroeg of we zin hadden in een ijsje

Slide 42 - Open vraag

Neem de zin over en plaats leestekens waar dat moet.

De verkoopster vroeg Heeft u er misschien tien cent bij

Slide 43 - Open vraag

Verbeter de 4 woorden die verkeerd zijn gespeld.
ambitieuse - attractie - drasties - exclusief - iritant - kwalitijt - pseudoniem

Slide 44 - Open vraag

Op welke manier kun je twee persoonsvormen uit een zin halen?

Slide 45 - Open vraag

Noteer de 2 persoonsvormen.
Toen een 7-jarige jongen spoorloos bleek, werd er groot alarm geslagen.

Slide 46 - Open vraag

Noteer de 2 persoonsvormen.
De keuze aan kattenvoer is zo groot dat het baasje door de bomen het bos niet meer ziet.

Slide 47 - Open vraag

Noteer de 2 persoonsvormen.
Omdat het regent, gaat hij met de bus naar school.

Slide 48 - Open vraag

Noteer de 2 persoonsvormen.
Deze reisorganisatie biedt gegarandeerd vertrek en u ontvangt bij boeking vóór 30 april een gratis reisgids.

Slide 49 - Open vraag

Je bent nu klaar met de test. Ben je voldoende voorbereid op de toets?
A
ja
B
nee

Slide 50 - Quizvraag

EINDE VAN DE TEST
SUCCES MET DE TOETS!

Slide 51 - Tekstslide